Rechtspraak
Werknemer is van 18 oktober 1999 tot 1 juni 2003 als buschauffeur in dienst geweest van werkgever. Hij had een voltijdaanstelling, hetgeen inhoudt: gemiddeld 40 uur per week ofwel 160 uur per vierwekelijkse betaalperiode. Op de arbeidsovereenkomst is de collectieve arbeidsovereenkomsten voor het Besloten Busvervoer van toepassing. De onderhavige cao is erop ingericht dat een buschauffeur op elke dag van de week kan werken, ook in het weekend en op feestdagen. Een buschauffeur heeft ingevolge de cao recht op ten minste twee vrije dagen (rustdagen) per kalenderweek (= 8 dagen per vierwekelijkse betaalperiode), vrij op erkende feestdagen en vrij op een bepaald aantal vakantiedagen per jaar, te vermeerderen met zogenoemde ‘werkgelegenheidsdagen’ die in de cao met vakantiedagen zijn gelijkgesteld. Als gevolg van de onregelmatige diensten in deze bedrijfstak is het mogelijk dat een chauffeur overuren maakt (d.w.z. meer werkt dan 160 uur per vierwekelijkse betaalperiode), op een erkende feestdag moet werken en/of in een betaalperiode minder dan het voorgeschreven minimumaantal rustdagen geniet. Hij heeft dan recht op compensatie. Volgens de cao kan dit tegoed worden uitgekeerd in de vorm van extra vrije tijd in een andere betaalperiode (‘tijd voor tijd’-regeling; in de c.a.o. 2002/03 genaamd ‘spaaruren’-regeling) of worden uitbetaald als overwerk tegen 135% van het bedongen loon. In de cao bestaan twee manieren om tijd-voor-tijd aan de werknemers terug te geven. De eerste manier is de werknemer in staat stellen de compensatiedag te genieten (vrije dag opnemen). De tweede manier is omschreven in Bijlage 3 Hoofdstuk IV CAO, onder punt 2. In het geval er aan het eind van een betalingsperiode minder dan het contractueel overeengekomen aantal uren is gewerkt, mag de werkgever dit maandelijks aanvullen met het eventuele saldo aan tijd-voor-tijd. De cao staat dus toe dat wanneer de werknemer in een vierwekelijkse betaalperiode minder dan 160 uren heeft gewerkt, de werkgever een deel van het tegoed kan toerekenen aan die periode om het ‘tekort’ op te vullen tot 160 uren. Deze methode is voor een werkgever aantrekkelijk, omdat langs deze weg pieken en dalen in het werkaanbod in de tijd kunnen worden gespreid zonder extra loonkosten. De werknemer heeft gesteld dat de werkgever in strijd met de cao de ‘tijd voor tijd’-regeling zodanig heeft toegepast dat op dagen waarop de werknemer bijvoorbeeld 4 uur had gewerkt, 4 uur uit het tegoed aan vrije tijd is uitgekeerd als compensatieverlof zonder dat de werknemer had ingestemd met een halve dag compensatieverlof. Volgens werknemer is de werkgever niet gerechtigd halve dagen als ‘tijd-voor-tijd’-regeling inzetten. Werknemer vordert de volgens hem niet-genoten compensatiedagen als overwerkvergoeding (135%). De kantonrechter heeft de vordering van werknemer afgewezen. Het hof heeft de vorderingen van werknemer toegewezen. Volgens werkgever heeft het hof een onjuiste uitleg gegeven aan de cao-bepaling.
De A-G (Langemeijer) concludeert tot verwerping van het beroep van de werkgever. Volgens de A-G brengt de tweede verrekeningsmethode zoals toegepast door de werkgever met zich dat het risico van loondoorbetaling tijdens laag conjunctuur volledig op werknemer zou rusten (7:628 BW). Dit acht hij onwenselijk.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. Met uitzondering van de zin uit de genoemde toelichting bij artikel 30A cao luidende: “Het is niet mogelijk om halve rustdagen, halve werkgelegenheidsdagen of halve feestdagen terug te geven aan de chauffeur!!” bevat de tekst van de achtereenvolgende cao's geen aanknopingspunt voor het standpunt dat bij de tweede manier van teruggeven van tijd-voor-tijd een niet genoten rustdag, vrije dag of feestdag niet verrekend zou mogen worden in de vorm van twee blokken van vier uur, in plaats van één blok van acht uur. Bij het teruggeven door middel van verrekening gaat het immers, anders dan bij de eerste manier van teruggeven het geval is, niet om het daadwerkelijk teruggeven in vrije tijd en maakt het voor de werknemer dan ook geen verschil of het “teruggeven” van een dergelijke dag geschiedt door middel van verrekening van eenmaal acht uur dan wel tweemaal vier uur. De hiervoor tussen aanhalingstekens geplaatste zin, die gelezen moet worden in samenhang met de daaraan voorafgaande zin volgens welke het mogelijk is compensatiedagen, compensatiefeestdagen, tijd voor tijd dagen/spaaruurdagen en vakantiedagen in halve dagen op te nemen en met het bepaalde in artikel 26 lid 4, beoogt slechts buiten twijfel te stellen dat deze wijze van daadwerkelijk teruggeven in vrije tijd van niet genoten rustdagen, vrije dagen of feestdagen uitsluitend met instemming van de werknemer kan geschieden. De klacht treft dus doel.
Volgt vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad doet de zaak zelf af.