Rechtspraak
Werknemer (37 jaar) is op 5 februari 2001 in dienst getreden van Steenmetz Daktechniek B.V. laatstelijk als technisch adviseur. De laatste schriftelijke arbeidsovereenkomst (met Steinmetz Daktechniek B.V.) dateert van 12 mei 2006 en bevat een concurrentiebeding. Op 16 januari 2007 heeft Oranjedak aan werknemer medegedeeld dat als gevolg van de doorgevoerde naamswijziging van haar bedrijven Swindak B.V. en Steinmetz Daktechniek B.V. de arbeidsovereenkomst voortaan zal worden voortgezet onder de naam Oranjedak. Alle rechten en plichten blijven gelijk, aldus werkgever. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst tegen 1 oktober 2008 opgezegd en werkgever (Oranjedak) verzocht het concurrentiebeding om te zetten in een relatiebeding. Werkgever (Oranjedak) heeft dit geweigerd. Werknemer vordert schorsing van het concurrentiebeding en stelt zich daarbij primair op het standpunt dat het beding zijn gelding heeft verloren doordat het niet opnieuw is overeengekomen nadat zijn arbeidsovereenkomst is voortgezet bij Oranjedak.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ondanks dat daaraan ter zitting ruime aandacht is besteed, heeft Oranjedak bepaald onvoldoende inzichtelijk en aannemelijk gemaakt dat Steenmetz Daktechniek B.V. tussen het tijdstip van ondertekening van de arbeidsovereenkomst (12 mei 2006) en de verzending van de brief van 16 januari 2007 waarin de voortzetting van de arbeidsovereenkomst binnen Oranjedak B.V. wordt medegedeeld, behalve een naamswijziging geen enkele andere wijziging heeft ondergaan. Daardoor valt niet uit te sluiten dat in een bodemprocedure uiteindelijk alsnog komt vast te staan dat de stelling van [eiser] dat Oranjedak een nieuwe overeenkomst met een nieuw non-concurrentiebeding had moeten aangaan als juist wordt aangemerkt en er geen sprake van een geldig non-concurrentiebeding is geweest. Onder die omstandigheid zal de gevorderde schorsing van het non-concurrentiebeding worden toegewezen.