Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is op 23 juli 1991 in dienst getreden bij Holland Casino in de functie van croupier. In de periode voorafgaand aan 16 januari 2007 is hij werkzaam geweest in de vestiging van Holland Casino te Rotterdam. Daar is hij onder meer werkzaam geweest als croupier bij het tafelspel “Amerikaans Roulette”. Een functionaris van Holland Casino die toezicht houdt op speeltafels heeft op 16 januari 2007 aan haar leidinggevende gemeld dat zij vermoedde dat werknemer en bezoeker op 13 januari 2007 hadden gefraudeerd aan de roulettetafel. Zij vermoedde dat er sprake was geweest van het doorgeven door bezoeker aan werknemer van nepannonces, zogenaamde ‘luftannonces’. Bij luftannonces lijkt het erop dat de bezoeker een opdracht heeft gegeven aan de croupier om op bepaalde nummers fiches te plaatsen, terwijl in werkelijkheid geen specifieke opdracht is gegeven. Wel zijn de fiches gegeven aan de croupier. De croupier wacht vervolgens net zo lang met het plaatsen van die fiches totdat het winnende nummer is gevallen. Hij plaatst dan de fiches op het winnende nummer. Een fiche dat op een vol nummer wordt gezet, wordt 35 keer uitbetaald door het casino. Na video- en persoonsobservaties wordt werknemer met zijn frauduleuze handelingen geconfronteerd door de afdeling Security & Risk Contro (SRC) van Holland Casino. Werknemer legt een verklaring aan dat hij strafbare feiten heeft gepleegd. Vervolgens wordt aangifte gedaan bij de politie. De politierechter heeft werknemer en bezoeker veroordeeld voor het medeplegen van verduistering in de periode van 1 september 2006 tot en met 19 januari 2007. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld. Holland Casino vordert in deze procedure veroordeling van werknemer en bezoeker tot betaling van € 76.103 aan schadevergoeding. Werknemer stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van frauduleus handelen. Het vonnis van de politierechter dient buiten beschouwing te blijven omdat hiertegen hoger beroep is ingesteld. De verklaringen tegenover het SRC en tijdens de politieverhoren zijn onder druk afgelegd met als enkel doel zo snel mogelijk van de zaak af te zijn, aldus werknemer.

De rechtbank oordeelt als volgt. Hoewel het vonnis van de politierechter nog niet in kracht van gewijsde is gegaan (en derhalve geen dwingend rechtelijk bewijs oplevert), acht de rechtbank de fraude op voorhand bewezen. De rechtbank acht het ongeloofwaarde dat werknemer onware verklaringen wegens druk zou hebben afgelegd. Temeer, omdat de verklaringen - ondanks ruime tussenpozen - vrijwel identiek zijn. Nu de fraude op voorhand bewezen wordt verklaard, wordt werknemer in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren.

Volgt aanhouding van de zaak.