Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is op 14 juni 1999 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden van werkgeefster. In de arbeidsovereenkomst staat de ontbindende voorwaarde opgenomen dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt zodra werknemer de leeftijd van 62 jaar bereikt. Werknemer heeft op 3 juli 2008 de leeftijd van 62 jaar bereikt. Werkgeefster stelt zich op het standpunt dat op die datum de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Werknemer meent dat deze bepaling in strijd is met artikel 1613x BW. Artikel 1613x, tweede lid, BW bepaalt dat een arbeidsovereenkomst slechts voor bepaalde tijd kan worden aangegaan indien deze:

  • noodzakelijk is om te voorzien in tijdelijke arbeidskrachten, welke behoefte slechts in een gedeelte van het kalenderjaar bestaat en voortvloeit uit de toename van de bedrijvigheid in de onderneming gedurende die periode, hetzij
  • betrekking heeft op de vervanging van een of meer tijdelijk afwezige arbeiders, hetzij
  • betrekking heeft op de uitvoering van een nauwkeurig omschreven werk of project, hetzij
  • betrekking heeft op het verrichten van losse, ongeregelde arbeid.
  • Het derde lid bepaalt dat wanneer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan zonder inachtneming met het bepaalde in het tweede lid, daarop de bepalingen inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van toepassing zijn. Volgens werknemer moet een arbeidsovereenkomst met pensioenbeding worden opgevat als een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waardoor voornoemde bepaling in werking treedt. Werknemer vordert loon. In eerste aanleg is zijn vordering afgewezen.

    Het Hof oordeelt als volgt. In eerder rechtspraak van het Hof is geoordeeld dat een pensioenbeding in de arbeidsovereenkomst ertoe leidt dat deze moet worden aangemerkt als zijnde een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Er is geen sprake van ontbindende voorwaarde. Het hof ziet geen reden om op deze rechtspraak terug te komen. Voor zover werkgeefster het Hof verzocht heeft te anticiperen op toekomstige van het huidige artikel 1613x BW afwijkende wetgeving, wordt op grond van het navolgende aan dat verzoek voorbijgegaan. Het is het Hof ambtshalve bekend dat de Commissie Nieuw Burgerlijk Wetboek een voorstel in beraad heeft, inhoudende dat artikel 1613x BW niet in de weg staat aan de geldigheid van een pensioenbeding . Dat gegeven kan een anticiperend oordeel van het Hof niet dragen, omdat de uitslag van dat beraad nog onzeker is.

    Volgt vernietiging beschikking GEA en toewijzing vordering werknemer.