Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is op 1 juli 1999 als advocaat-stagiaire in tijdelijke dienst van Advocatenkantoor X getreden. Advocatenkantoor X is een regionaal opererend advocatenkantoor met vestigingen in Deventer, Doetinchem, Enschede, Groenlo en Zutphen. Werknemer is werkzaam te Deventer. Na ommekomst van zijn stageperiode is hij per 1 september 2002 krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor Advocatenkantoor X werkzaam als advocaat-medewerker. In de laatstgenoemde schriftelijke arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Op grond van het (gewijzigde) concurrentiebeding is het werknemer niet toegestaan zonder toestemming van de maatschap gedurende een jaar na afloop van de arbeidsovereenkomst binnen een straal van 30 km van werkgever, soortgelijke werkzaamheden te verrichten. Zowel het vestigen binnen een straal van 30 km als ook het vestigen daarbuiten, maar activiteiten ontplooien binnen de straal van 30 km is verboden. Werknemer is gepromoveerd op het terrein van ruimtelijke ordening en werkt nauw samen met een van de maten (betrokkene 1). In 2008 treedt betrokkene 1 uit de maatschap en richt samen met anderen een eigen kantoor op. Als gevolg van deze ontwikkeling zegt werknemer de arbeidsovereenkomst op en verzoekt Advocatenkantoor X het concurrentiebeding te laten vervallen. Het Advocatenkantoor X geeft aan dit verzoek geen gehoor. Hierdoor kan werknemer niet in dienst treden van betrokkene 1 te Apeldoorn. Vervolgens biedt betrokkene 1 werknemer aan om werkruimte te huren in een vestiging te Malden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de inhoudelijke betrokkenheid van werknemer bij de rechtspraktijk van betrokkene 1 in Nijmegen en Malden zijn betrokkenheid impliceert bij de rechtspraktijk die betrokkene 1 in haar vestiging in Apeldoorn uitoefent en daarmee het concurrentiebeding heeft overtreden. De kantonrechter baseerde dit oordeel op de in het verleden bestaande nauwe samenwerking tussen betrokkene 1 en werknemer, waarmee hij doelt op de specialisatie (ruimtelijk) bestuursrecht, hun (aanvankelijk) gezamenlijke Apeldoornse plannen en het voornemen die plannen in 2010 alsnog te effectueren. Tegen dit oordeel heeft werknemer hoger beroep ingesteld.

Het hof oordeelt als volgt. Het hof stelt voorop dat het verbod in beginsel niet in de weg staat aan de indiensttreding van een ex-medewerker van Advocatenkantoor X bij de vestiging van een advocatenkantoor buiten het door het verbod beschermde gebied wanneer dat advocatenkantoor ook één of meer andere vestigingen binnen dat gebied heeft. Dit wordt anders indien werknemer nauw betrokken is bij activiteiten van de andere vestigingen in het verboden gebied. De gewezen medewerker die op de vestiging buiten het gebied echter vooral werk verricht dat afkomstig is uit het werkgebied van die vestiging, en niet uit het verboden gebied, handelt naar het voorlopig oordeel van het hof niet in strijd met het hem opgelegde verbod. Aan Advocatenkantoor X kan worden toegegeven dat werknemer de schijn tegen heeft. Werknemer heeft eerst geen opening van zaken gegeven over zijn plannen, heeft geprobeerd uit zijn verplichtingen uit het beding ontheven te worden, heeft concrete plannen gemaakt, en is begonnen met de uitvoering ervan, om in het verboden gebied in samenwerking met betrokkene 1 de rechtspraktijk uit te oefenen, wil deze plannen in 2010 effectueren en is thans verbonden aan een vestiging van Advocatenkantoor Y, het kantoor waaraan ook betrokkene 1 verbonden is. Daaruit volgt echter niet dat zonder meer aannemelijk is dat werknemer gedurende de periode dat hij werkzaam is vanuit de vestiging van Advocatenkantoor Y in Malden in belangrijke mate actief zal zijn in het verboden werkgebied, al dan niet doordat hij via de Apeldoornse vestiging van Advocatenkantoor Y werk krijgt aangeleverd. Het hof acht Advocatenkantoor X niet geslaagd in het bewijs dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het concurrentiebeding. In zoverre slaagt de grief van werknemer en zal het vonnis worden vernietigd. Met de kantonrechter is het hof van mening dat er geen sprake is van gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding. Advocatenkantoor X heeft belang bij handhaving en de belangen van werknemer zijn niet van voldoende gewicht het concurrentiebeding te matigen.

Volgt vernietiging vonnis kantonrechter.