Naar boven ↑

Rechtspraak

Bedongen 45-urige arbeidsweek is in strijd met cao, recht op overwerkvergoeding

Werknemer is op 15 juli 2002 in dienst getreden van Glasgroothandel en Glasindustrie Van Noordenne B.V. Op het dienstverband is de algemeen verbindend verklaarde CAO Vlakglas, het Glasbewerkings- en Glazeniersbedrijf Groothandel. De normale arbeidstijd bedraagt volgens artikel 12 CAO 40 uur per week, met 13 ADV dagen op jaarbasis, of 38 uur per week zonder ADV dagen. In de individuele arbeidsovereenkomst staat opgenomen dat de werkweek 45 uur bedraagt. Na afloop van het dienstverband stelt werknemer zich op het standpunt dat hij krachtens de cao recht heeft op overwerkvergoeding. Werknemer kiest voor de 38-urige werkweek en stelt dat het verschil tussen de cao-werkweek en de bedongen werkweek als overuren moet worden aangemerkt. Van Noordenne stelt zich op het standpunt dat sprake is van een minimum-cao zodat ten aanzien van de werkweek ten gunste van werknemer mocht worden afgeweken. Voorts stelt Van Noordenne zich op het standpunt dat werknemer nooit heeft geprotesteerd tegen de 45-urige werkweek, zodat zijn vordering moet worden afgewezen. Werknemer vordert voorts reiskostenvergoeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Waar het in dezen om gaat, is of de stelling van gedaagde dat werknemer met 45 uur per week in een gunstiger positie is komen te verkeren dan indien de 38-urige werkweek zou hebben gegolden opgaat. Dat is niet het geval. De stelling van Van Noordenne is dat bij een 38 urige werkweek een ander lager uurloon zou hebben gegolden. Partijen zijn echter zonder enig voorbehoud een salaris overeengekomen en een afwijking ten opzichte van het geldende CAO loon in gunstige zin is toegestaan. Dat een lager salaris zou zijn overeengekomen bij een 38-urige werkweek is dan niet relevant. De vordering van werknemer is in beginsel toewijsbaar. De uitspraak wordt echter aangehouden voor het leveren van betalingsspecificaties om de hoogte van de vergoeding vast te stellen.

Ten aanzien van de reiskostenvergoeding bepaalt de cao dat indien de werknemer ten minste 10 km van huis naar werk moet reizen er een reiskostenvergoeding verschuldigd is. Deze 10 km wordt bepaald krachtens de ‘kortste route’ van huis naar werk. Volgens werknemer moet echter de snelste route worden gekozen, omdat de kortste route altijd tot veel oponthoud leidt. De kantonrechter wijst deze vordering af nu de cao-tekst duidelijk bepaalt dat de ‘kortste route’ bij de berekening van de 10 km-norm heeft te gelden.

Volgt aanhouding van de zaak.