Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer is door werkgever (bankinstelling) met ingang van 1 mei 1998 voor onbepaalde tijd benoemd tot statutair directeur, onder de ontbindende voorwaarde dat DNB aan de bank voor deze benoeming niet een verklaring van geen bezwaar zou afgeven. DNB heeft bij besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de door de bank aangevraagde verklaring van geen bezwaar met betrekking tot de benoeming van werknemer tot statutair directeur geweigerd (het besluit). De bank heeft daarop, begin juli 1998, de ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst met werknemer “ingeroepen”. Volgens werknemer heeft DNB de verklaring van geen bezwaar ten onrechte geweigerd en aldus onrechtmatig jegens hem gehandeld. Werknemer vordert vervolgens schadevergoeding van DNB. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van werknemer deels toegewezen (vergoeding van vijf jaarsalarissen).

Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 13 Wtk moeten (onder meer) wijzigingen in de statutaire directie vooraf aan DNB worden gemeld en mogen deze niet worden doorgevoerd indien DNB het betreffende voornemen afwijst binnen de in het tweede lid van dat artikel bedoelde termijn. Een dergelijke afwijzing wordt in de praktijk aangeduid als “weigering van een verklaring van geen bezwaar”. DNB heeft aangevoerd dat en waarom zij voor de vervulling van de vacature in de statutaire directie van de bank - uitgaande van de destijds bestaande samenstelling daarvan - verlangde dat die directie zou moeten worden aangevuld met een all-round bankier met een gedegen, algemene ervaring als zodanig, om de verantwoordelijkheid te dragen voor alle inhoudelijke beslissingen betreffende het beleid van de bank over het gehele terrein van haar werkzaamheden, waaronder het commerciële en financiële beleid inzake kredietverlening, risicobeheer etc. Naar het oordeel van het hof is hetgeen werknemer heeft gesteld en overgelegd - uitgaande van de juistheid daarvan - onvoldoende om te oordelen dat DNB in redelijkheid niet tot het oordeel kon komen dat de informatie afkomstig van het bij haar ingediende c.v. en het ingevulde vragenformulier aangevuld met de door haar ingewonnen informatie bij de door werknemer op het vragenformulier vermelde referenten, niet toereikend was om aan de vereiste kwalificaties te voldoen. De conclusie uit het bovenstaande is dat DNB door het besluit te nemen zoals zij heeft gedaan jegens werknemer niet onrechtmatig heeft gehandeld.

Volgt vernietiging vonnis kantonrechter en afwijzing vordering werknemer.