Rechtspraak
Werknemers zijn in 1984 respectievelijk 1991 in dienst getreden van De Melker. De Melker is leverancier en importeur van sanitairtechnische producten in de Benelux. De Melker is sedert ongeveer 1960 exclusief distributeur van Kohler voor de Benelux geweest. Tussen De Melker en Kohler is een conflict ontstaan omtrent een product van De Melker. Dit heeft ertoe geleid dat Kohler de exclusiviteitsovereenkomst met De Melker heeft opgezegd en per juli 2008 een niet-exclusiviteitsovereenkomst heeft ondertekend. Kort daarop hebben werknemers hun arbeidsovereenkomsten opgezegd en zijn zij in dienst getreden van Kohler. De Melker heeft vervolgens de Bedrijfsrecherche opdracht gegeven de werkplekken van werknemers te onderzoeken alsmede conservatoir beslag gelegd op de woningen van werknemers in een artikel 843a Rv-procedure. Op 29 augustus 2008 zijn de woningen van werknemers doorzocht en is alle administratie in beslag genomen. De inhoud van deze administratie en informatiedragers is door Hofmann Bedrijfsrecherche onderzocht. De Melker vordert thans inzage in de in beslag genomen administratie, omdat daaruit zou blijken dat werknemers onrechtmatig hebben gehandeld jegens De Melker door informatie aan Kohler door te spelen wat ertoe heeft geleid dat de distributieovereenkomst is opgezegd. Werknemers stellen zich op het standpunt dat hun “huisrecht” is geschonden en vorderen opheffing van het beslag. Zij beroepen zich onder meer op artikel 8 EVRM en 10 en 12 Gw.
Het hof oordeelt als volgt. De wijze waarop de woningen van werknemers zijn doorzocht heeft alles weg van een strafrechtelijke doorzoeking. Artikel 12 van de Grondwet bepaalt dat het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner alleen is geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen. Artikel 8 EVRM bepaalt dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De beslagleggende deurwaarder is aan te merken als enig openbaar gezag in de zin van deze bepaling (vgl. HR 22 april 1994, NJ 1994, 560, conclusie mr. Asser 2. e.v.). De doorzoeking door de respectieve deurwaarders met de hunnen in de woningen van werknemers kan worden aangemerkt als een inbreuk op het huisrecht van werknemers, zodat het hof moet nagaan of is voldaan aan de verdere eisen die uit artikel 8 EVRM en artikel 12 Gw voortvloeien. Het hof stelt vast dat artikel 843a Rv alleen een vorderingsrecht toekent aan degene die daarbij rechtmatig belang heeft, om, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel te vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Dit artikel kent geen bevoegdheid tot beslaglegging toe, laat staan een bevoegdheid om een woning te doorzoeken. Daarbij komt dat de deurwaarder zich niet conform de eisen van de Algemene wet op het binnentreden heeft gedragen en het verlof van een voorzieningenrechter onvoldoende waarborgen biedt gezien de zeer summiere toets die door deze rechter wordt aangelegd. Het hof is dan ook van oordeel dat de wettelijke grondslag waarop de civielrechtelijke huiszoeking in het kader van het gelegde bewijsbeslag berust, als ondeugdelijk moet worden beoordeeld. Wat de in beslagname van de gegevensdragers van werknemers en hun huisgenoten betreft oordeelt het hof dat artikel 10 Gw bepaalt dat ieder, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer heeft. Het hof is van oordeel dat de kennisneming, tegen de wil van de eigenaren van de inhoud van de computer, onder dit recht valt. Artikel 843a Rv is een wettelijke beperking op dit recht. Een wettelijke regeling die het mogelijk maakt dat, alvorens een rechterlijke beslissing op deze grondslag is gegeven, derden bij wege van conservatoire maatregel een computer op zijn inhoud mogen onderzoeken, ontbreekt evenwel. Voor het onderzoek door Hofmann van de computers van werknemers ontbreekt dan ook een voldoende wettelijke grondslag, zodat op dit punt artikel 10 Gw is geschonden.
Het beslag is onrechtmatig en dient te worden opgeheven.