Rechtspraak
Werkneemster is sinds 22 mei 2002 in dienst van ISS in de functie van schoonmaakster voor 10 uur per week. Werkneemster beschikte tot 20 september 2007 over een geldige verblijfsvergunning. Werkneemster is sinds 30 juli 2007 ziek. ISS heeft tot 1 november 2008 het loon/ziekengeld doorbetaald; daarna is de betaling gestaakt. Schriftelijke verzoeken om de betaling te hervatten, hebben niets opgeleverd. Volgens werkneemster handelt ISS hiermee in strijd met artikel 7:629 BW. ISS stelt zich op het standpunt dat zij werkneemster geen loon hoeft te betalen, omdat zij niet langer beschikt over een verblijfsvergunning.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 2 lid 1 Wet arbeid vreemdelingen (Wav) mag een werkgever een vreemdeling in Nederland geen arbeid laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. Dit verbod is -onder meer- niet van toepassing op de vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000 met de aantekening van de Minister van Justitie dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid (art. 4 lid 1 Wav). Op grond van artikel 7:629 lid 1 BW houdt de werknemer zijn recht op loon indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht omdat hij in verband met ongeschiktheid wegens -onder meer- ziekte daartoe verhinderd was. Indien de verhindering primair een andere oorzaak heeft, geldt de loondoorbetalingsverplichting niet (blz. 51 en 59, Kamerstukken II 1995/96, 24439, nr. 6). In het onderhavige geval staat vast dat werkneemster in ieder geval sinds 6 augustus 2007 ziek is. Nadien, op 20 september 2007, heeft de reguliere verblijfsvergunning van werkneemster haar geldigheid verloren. De vraag die beantwoord dient te worden is of deze omstandigheid met zich brengt dat de werkgever niet langer meer gehouden is het loon op grond van artikel 7:629 BW door te betalen. De kantonrechter is van oordeel dat dit afhangt van de omstandigheden van het geval. Toen werkneemster in dienst is getreden bij ISS had zij een geldige verblijfstitel. Bij brief van 2 oktober 2007 heeft ISS werkneemster erop gewezen dat de geldigheid van haar verblijfsvergunning is verstreken. Daarbij is werkneemster er tevens op gewezen dat het verlengen van een verblijfsvergunning zeker twee maanden zal duren en dat het de verantwoordelijkheid van werkneemster is om te zorgen voor ‘geldige papieren’. ISS verzoekt werkneemster om binnen twee maanden een kopie van de nieuwe verblijfsvergunning of een formeel gestempelde aanvraag voor een nieuwe verblijfsvergunning te overleggen. Bij brief van 23 november 2007 herhaalt ISS haar verzoek aan werkneemster. Een reactie blijft uit totdat op 24 oktober 2008. De kantonrechter is van oordeel dat ISS als een goed werkgever in de zin van artikel 7:611 BW heeft gehandeld. Dat brengt echter nog niet mee dat in het onderhavige geval de loondoorbetaling gestaakt kon worden. Dit hangt af van de beantwoording van de vraag of werkneemster nog rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8 Vw 2000. In dat geval is de verhindering om arbeid te verrichten immers (nog steeds) gelegen in de ziekte van werkneemster. Indien de voorziening door de voorzieningenrechter is toegewezen en eiseres nog steeds rechtmatig verblijf heeft, zal ISS worden veroordeeld het loon over de maanden november 2008 tot en met maart 2009 te betalen. Gelet op het vorenstaande zal de kantonrechter werkneemster in staat stellen bij akte stukken over te leggen waaruit blijkt dat werkneemster nog steeds rechtmatig verblijf heeft. ISS zal een antwoordakte mogen nemen.
Volgt aanhouding van de zaak.