Rechtspraak
Werkneemster (49 jaar en ambtenaar) is op 19 juni 1997, terwijl zij in het kader van haar werkzaamheden als politieagente in dienst van Politieregio Rotterdam-Rijnmond deelnam aan een samenwerkingsoefening, een ongeval overkomen. Zij is samen met haar medecursisten van een balk op drumvaten gevallen (1 meter hoogte) en heeft daarbij haar pols gebroken. Thans vordert zij schadevergoeding bij de civiele rechter op grond van artikel 7:658 BW. Haar werkgever (Politieregio Rotterdam-Rijnmond) stelt zich op het standpunt dat niet de civiele rechter, maar de bestuursrechter bevoegd is kennis te nemen van deze zaak.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het komt de rechtbank voor dat geen van partijen gebaat is bij het in rechte moeten voeren van een discussie zoals deze thans in de onderhavige procedure wordt gevoerd over de afbakening van bevoegdheden van enerzijds de civiele rechter en anderzijds de bestuursrechter. De aan een dergelijke discussie verbonden kosten dienen geen maatschappelijk zinvol doel. Het gaat er uiteindelijk om dat werkneemster, ambtenaar en burger, de kernvraag of zij jegens Politieregio Rotterdam-Rijnmond aanspraak kan maken op vergoeding van de door haar als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade in een deugdelijke procedure inhoudelijk kan doen toetsen door een onafhankelijke rechter. Nu het, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in de rede ligt dat die vraag binnen afzienbare termijn alsnog aan de bestuursrechter zal worden voorgelegd, komt het de rechtbank praktisch voor dat partijen - ter besparing van verdere zinloze kosten - deze civiele procedure “parkeren” in afwachting van de afwikkeling van het bestuursrechtelijke traject. Volgt aanhouding van de zaak.