Rechtspraak
Werknemer is sinds 1 januari 2007 bij Fromatech in dienst als Public Relations Manager voor 28 uur per week tegen een salaris van € 4000 bruto per maand. Werknemer is aangenomen door de toenmalige General Manager, de heer X, die tevens de partner van werknemer was. Werknemer was enkel verantwoording schuldig aan X. Nadat X de aandelen in Fromatech had overgedragen aan een nieuwe General Manager is er tussen X en de nieuwe General Manager gesproken over de positie van werknemer. Met X was overeengekomen dat werknemer tevens per 1 maart 2009 zou vertrekken. Het een en ander zou nader vormgegeven worden in een beëindigingsvoorstel. Werknemer stelt zich op het standpunt dat X en Fromatech - buiten zijn weten om - hebben gesproken over zijn vertrek. Pas toen hem een beëindigingsvoorstel werd gedaan, werd hij op de hoogte gesteld van zijn gewenste vertrek. Werknemer heeft geweigerd dit voorstel te ondertekenen en heeft zich wegens psychische druk in behandeling moeten laten nemen. Werknemer heeft zich ziekgemeld en geen werkzaamheden meer voor Fromatech verricht. Fromatech heeft per mei 2009 de loonbetaling gestaakt. Werknemer vordert in deze procedure loon. Fromatech stelt zich op het standpunt dat wel degelijk met werknemer overeenstemming was bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Voorts vordert Fromatech in reconventie naleving van het concurrentiebeding alsmede verbeurdverklaring van de boetes. Volgens Fromatech heeft werknemer vanaf in ieder geval mei werkzaamheden verricht voor de concurrerende onderneming The Food Company (een onderneming waar X eigenaar van is).
De kantonrechter oordeelt als volgt. De loonvordering van werknemer wordt afgewezen, omdat voldoende aannemelijk is geworden dat partijen een minnelijke schikking hebben getroffen. Dit blijkt onder meer uit een e-mail van werknemer waarin hij ondubbelzinnig akkoord (b)lijkt te zijn gegaan met het beëindigingsvoorstel. Voor zover dit niet het geval is, dient de loonvordering te worden afgewezen, wegens het ontbreken van een verklaring van een Arbo-arts of UWV-deskundigen dat werknemer ongeschikt was voor het verrichten van de bedongen arbeid. De reconventionele vordering van Fromatech wordt afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat werknemer in strijd met het concurrentiebeding zou hebben gehandeld.