Rechtspraak
Werknemer is op 27 mei 1991 in dienst getreden van werkgever in de functie van internationaal chauffeur. Op 16 november 1998 is werknemer arbeidsongeschikt verklaard voor deze functie in verband met bij hem geconstateerde suikerziekte. Op 15 november 1999 heeft werknemer een WAO-uitkering ontvangen in verband met de arbeidsongeschiktheid met betrekking tot de functie internationaal chauffeur. Inmiddels is werknemer passende arbeid aangeboden in de functie van nationaal chauffeur. Vanaf 2002 is werknemer uitgevallen wegens ziekte in de functie van nationaal chauffeur en heeft werknemer een WAO-uitkering ontvangen. Per 1 maart 2003 is werknemer weer arbeidsgeschikt verklaard voor de functie nationaal chauffeur, het arbeidsongeschiktheidspercentage voor de functie internationaal chauffeur bleef gehandhaafd. In de periode 2002 tot en met 2005 wisselde uitkeringspercentage krachtens de WAO. De werkgever heeft in deze periode de uitkering in mindering gebracht op het loon van werknemer. Werkgever vordert thans een bedrag aan onverschuldigde betaling van werknemer, stellende dat hij (werkgever) te veel loon heeft betaald omdat achteraf gezien de uitkeringspercentages onjuist bleken te zijn. Werknemer stelt zich op het standpunt dat de werkgever ten onrechte (zonder rechtsgrond) de uitkeringen op hij loon heeft ingehouden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Artikel 7:629 lid 5 BW is, gelezen in verbinding met artikel 7:629 lid 1 BW in de destijds geldende versie, slechts van toepassing gedurende een periode van 52 weken (thans 104 weken) waarin de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens ongeschiktheid ten gevolge van (onder meer) ziekte. Tussen partijen is niet in geschil dat werknemer met ingang van 1 maart 2003 zijn (op dat moment passende) werk als nationaal chauffeur (de inmiddels na 1998 gewijzigde bedongen arbeid) fulltime heeft hervat. Van ongeschiktheid voor dit werk was dan ook op en na 1 maart 2003 geen sprake. Ook anderszins is er op dat moment geen sprake geweest van ongeschiktheid in de zin van artikel 7:629 lid 1 BW. Weliswaar was werknemer op dat moment niet (meer) geschikt om zijn (vroegere) werk als internationaal chauffeur te verrichten, maar op grond van de tussen partijen vaststaande feiten moet het ervoor worden gehouden dat het tijdvak van 52 weken gedurende hetwelk werkgever gehouden was het loon door te betalen wegens ongeschiktheid voor dat werk reeds was verstreken op 15 november 1999. Op grond waarvan werkgever dan meent met ingang van 1 maart 2003 loon aan werknemer te kunnen/mogen betalen onder aftrek van werknemer toekomende WAO-uitkering, is dan ook volstrekt onduidelijk. Van toepasselijkheid van artikel 7:629 lid 5 (en lid 1) BW kan in casu eerst sprake zijn vanaf het moment dat werknemer het werk als nationaal chauffeur niet meer heeft verricht wegens ongeschiktheid door ziekte: met ingang van 14 september 2004 en dan uitsluitend voor wat betreft de uitkering die eventueel in de plaats treedt van voordien voor het feitelijk verrichte werk betaald loon. Op grond van artikel 7:629 lid 5 BW wordt het loon verminderd met (bijvoorbeeld) een WAO-uitkering, “voor zover deze uitkering betrekking heeft op de bedongen arbeid waaruit het loon wordt genoten”. De aan werknemer verstrekte uitkering had (onbetwist) evenwel geen betrekking op de op dat moment bedongen arbeid (het werk als nationaal chauffeur). De hiervoor geciteerde zinsnede van artikel 7:629 lid 5 BW is weliswaar eerst met ingang van 29 december 2005 aan de betreffende bepaling toegevoegd, maar het is onmiskenbaar nooit de bedoeling van de wetgever geweest (zie MvT, TK 2004/05, 30118, nr. 3) dat een WAO-uitkering, welke toch beoogt een (vergaande) inkomensterugval als gevolg van arbeidsongeschiktheid voor de oorspronkelijke arbeid te voorkomen, in mindering kan worden gebracht op de inkomsten uit andere arbeid waarin de werknemer nadien is gere-integreerd. De door werkgever voorgestane uitleg van artikel 7:629 lid 5 BW, die overigens wel in overeenstemming is met de letterlijke bewoording van deze bepaling zoals die destijds luidde, kan derhalve niet worden gevolgd.
Volgt afwijzing vordering werknemer en toewijzing vordering werknemer.