Naar boven ↑

Rechtspraak

Einde van rechtswege krachtens artikel 13 NBBU-CAO

Werknemer is op 14 september 2005 in dienst getreden van Bostacon op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van een project, doch ten hoogste voor de duur van drie jaar. Op de arbeidsovereenkomst was de CAO Bouw van toepassing. Werknemer is voor verschillende opdrachtgevers van Bostacon werkzaam geweest. Bostacon is vanaf 1 januari 2007 lid van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen. Nadat werknemer zich in oktober 2007 ziek meldt, beroept Bostacon zich op artikel 13 van de NBBU-CAO en stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd door beëindiging van de uitleenperiode door opdrachtgever. Werknemer stelt zich op het standpunt dat voor beëindiging voorafgaande opzegging noodzakelijk was en beroept zich op artikel 6 BBA.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit alle stukken blijkt dat Bostacon zijn werknemers detacheert bij derden. Derhalve moet Bostacon als een uitzendorganisatie worden beschouwd, zodat de arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt als een uitzendovereenkomst ex artikel 7:690 BW. Ten aanzien van de toepasselijke CAO, overweegt de kantonrechter dat werknemer niet gemotiveerd heeft betwist dat vanaf 1 januari 2007 de NBBU-CAO van toepassing is, zodat daarvan kan worden uitgegaan. In de NBBU-CAO is in artikel 13 lid 3 bepaald dat gedurende fase 2 de uitzendovereenkomst ten einde komt doordat de inlener om welke reden dan ook de uitzendkracht niet langer wil of kan inlenen en voorts doordat de uitzendkracht om welke reden dan ook, daaronder begrepen arbeidsongeschiktheid, de bedongen arbeid niet wil of kan verrichten. Dit brengt met zich dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege tot een einde is gekomen met de opzegging van de inleenovereenkomst door opdrachtgever.

Volgt afwijzing vordering werknemer.