Rechtspraak
Werknemer (35 jaar) heeft met werkgeefster (69 jaar) op 1 september 2007 een zorgovereenkomst gesloten, voor de duur van zes dagen per week. Werkgeefster betaalde werknemer uit een persoonsgebonden budget toegekend op grond van de AWBZ. Vanaf februari 2008 is werknemer uitgevallen wegens ziekte. Werkgeefster heeft het loon tot 1 september 2008 doorbetaald. Volgens werkgeefster hebben partijen op deze datum de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd. Werkneemster heeft vervolgens een loonvordering ingesteld jegens werkgeefster. Thans verzoekt werkgeefster de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is voldoende gebleken dat sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk, zodat ontbinding van de arbeidsovereenkomst is gerechtvaardigd. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om geen vergoeding toe te kennen. Het gaat hier om een arbeidsrelatie met een bijzonder karakter. Het betreft een arbeidsrelatie met een gering toekomstperspectief en een aanzienlijk risico op een beëindiging van de relatie op een niet door de werknemer gekozen moment. Immers, de continuïteit van de arbeidsrelatie valt of staat met de behoefte van de werkgever/budgethouder aan (deze vorm van) zorg. Bovendien stelt deze relatie bovengemiddeld hoge eisen aan de kwaliteit van de onderlinge verhouding. Kortom, werknemer heeft er altijd rekening mee moeten houden dat de arbeidsovereenkomst op enig moment zou kunnen eindigen. Daar komt nog bij dat werknemer, gezien zijn leeftijd, geen juridisch relevant financieel nadeel ondervindt door het verlies van deze werkkring. Ten slotte kent de kantonrechter bij de vaststelling van de vergoeding gewicht toe aan de omstandigheid dat werkgeefster geen onderneming drijft maar werknemer heeft geworven voor zijn gesubsidieerde persoonlijke verzorging die gefinancierd wordt uit de publieke middelen.
Volgt ontbinding zonder vergoeding.