Naar boven ↑

Rechtspraak

Terugbetaling onverschuldigde WAJONG-uitkering door echtgenote van uitkeringtrekker

De echtgenoot van appellante heeft sinds 1978 een AAW-uitkering ontvangen (vanaf 1998 een zogenoemde WAJONG-uitkering). De echtgenoot van appellante heeft deze uitkering steeds op een rekening van appellante laten storten. In 2005 stelt het UWV vast dat de echtgenoot ten onrechte een uitkering heeft ontvangen, omdat hij jarenlang heeft verzwegen in dienst te zijn van de onderneming van appellante. Appellante en echtgenoot zijn op huwelijkse voorwaarden getrouwd. In eerste aanleg is appellante veroordeeld tot betaling van € 46.045,55 plus wettelijke rente wegens onverschuldigde betaling van het UWV. Tegen dit oordeelt keert appellante zich in hoger beroep, stellende dat geen sprake kan zijn van onverschuldigde betaling jegens haar, doch hooguit tegen haar echtgenoot. Om die reden zijn de uitkeringen nooit deel gaan uitmaken van haar vermogen.

De hof oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 6:203 lid 1 BW, welk artikel in beginsel ook geldt bij betalingen van publiekrechtelijke aard (zoals de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest van 26 maart 2004, NJ 2008, 383), kan het UWV het bedrag als onverschuldigd betaald terugvorderen van de ontvanger. Gesteld noch gebleken is dat zich in casu een wettelijke uitzondering op toepasselijkheid van artikel 6:203 BW voordoet. Als ontvanger van een girale betaling heeft in beginsel te gelden degene op wiens naam de rekening staat, in dit geval dus appellante. Zij heeft als verweer aangevoerd dat zij bij ontvangst namens echtgenoot van appellante optrad. Het hof is van oordeel dat, als appellante de betalingen op naam en voor rekening van echtgenoot van appellante zou hebben ontvangen, niet zij, maar echtgenoot van appellante als ontvanger moet worden aangemerkt, althans indien zij een bevoegde vertegenwoordiger was; voor het geval zij onbevoegd zou zijn geldt een speciale regeling in artikel 6:204 lid 2 BW. UWV heeft evenwel betwist dat van vertegenwoordiging sprake was: UWV wist bij uitbetaling niet dat de rekening ten name van een ander dan echtgenoot van appellante stond en het was UWV ook niet kenbaar dat een ander de gelden ontving als vertegenwoordiger voor echtgenoot van appellante.

Volgt bekrachtiging vonnis van de rechtbank.