Rechtspraak
Werkneemster (61 jaar) is van 5 augustus 1979 tot 1 juni 2009 in dienst geweest van werkgeefster, in de functie van verkoopmedewerkster. Op 19 december 2008 is de arbeidsovereenkomst met toestemming van de CWI opgezegd wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Aan werkneemster is geen vergoeding aangeboden. Werkneemster vordert thans schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Allereerst acht de kantonrechter sprake van een voorgewende reden. Werkgeefster deed voorkomen alsof de reden was gelegen in bedrijfseconomische omstandigheden, maar ter zitting is gebleken dat de werkelijke ontslagmotieven in het functioneren van werkneemster zijn gelegen. Voorts is het ontslag kennelijk onredelijk wegens het gevolgencriterium. Werkneemster heeft ruim 30 jaar naar tevredenheid gewerkt, is eenzijdig opgeleid en de kansen op de arbeidsmarkt zijn nihil. Onder deze omstandigheden had het op de weg van werkgeefster gelegen een vergoeding aan te bieden. Nu dit niet is gedaan, is het ontslag kennelijk onredelijk.
Ter bepaling van de hoogte van de vergoeding sluit de kantonrechter aan bij de kantonrechtersformule. Hoewel een generieke korting van 30% (Hof Den Haag) geenszins te allen tijde is gerechtvaardigd, past de kantonrechter deze korting toe omdat werkneemster dit zelf heeft gevorderd. De kantonrechter wijst daarom onder toepassing van een afronding een schadevergoeding van € 64.000 bruto toe. Bij het toekennen van deze vergoeding wordt geen rekening gehouden met de pensioengrens conform de Aanbevelingen. Een niet door de bijzondere situatie gerechtvaardigde uitzondering voor een bepaalde leeftijdscategorie zou dan ook een vorm van verboden onderscheid opleveren en dat kan toch niet de bedoeling zijn geweest van de aanbevelingen die de kantonrechters met het oog op de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid hebben ontworpen.