Rechtspraak
Eiser is van 1998 tot 2003 als dermatoloog werkzaam geweest in (onder andere) een privékliniek. De Stichting Pensioenfonds Medisch Specialisten (hierna: De Stichting) heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser in de periode van januari 1998 tot 31 december 2002 verplicht deelnemer in de zin van het pensioenreglement was en dat over zijn verworven inkomsten premies afgedragen moeten worden. Eiser stelt zich op het standpunt dat de inkomsten verworven in de kliniek niet mogen worden meegenomen in de berekening van de pensioengrondslag. De rechtbank oordeelde dat de inkomsten van werknemer uit de kliniek niet in zijn hoedanigheid van medisch specialist zijn verworven, zodat eiser van het inmiddels opgelegde dwangbevel werd ontheven. Het hof heeft dit oordeel van de rechtbank vernietigd. Eiser heeft vervolgens cassatieberoep ingesteld, stellende dat het hof uitsluitend op basis van reclame-uitingen van de privékliniek(en) heeft geoordeeld dat eiser wel in zijn hoedanigheid van medisch specialist heeft gehandeld en heeft miskend dat sprake moet zijn van een objectieve beoordelingsmaatstaf. Voorts stelt eiser dat het enkele gebruik van in het kader van een specialisme verworven vaardigheden niet inhoudt dat er automatisch van werkzaamheden als medisch specialist sprake is.
De A-G concludeert als volgt. Het hof heeft niet op basis van dat enkele gebruik, maar op verschillende gronden geoordeeld dat eiser werkzaamheden heeft verricht als medisch specialist in de zin van het pensioenreglement. Eén van deze gronden is dat eiser bij zijn werkzaamheden van zijn in het kader van zijn specialisme verworven vaardigheden gebruik maakte. De conclusie en vaststelling van het hof dat eiser ook in de kliniek het beroep van medisch specialist (dermatoloog) uitoefende, heeft het hof niet slechts op de reclame-uitingen van de kliniek gebaseerd. Het hof heeft geoordeeld dat eiser cosmetische behandelingen heeft verricht in zijn hoedanigheid van dermatoloog. Het hof heeft naast de reclame-uitingen in aanmerking genomen dat eiser binnen de kliniek cosmetische behandelingen heeft verricht gedurende de in het geding zijnde periode en dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van zijn in het kader van zijn specialisme verworven vaardigheden. De A-G concludeert tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep (81 RO).