Rechtspraak
Werknemer heeft tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden, tijdens het verwijderen van gietijzeren buizen, schade aan zijn arm opgelopen. Werknemer heeft zijn werkgever aansprakelijk gesteld op grond van artikel 7:658 BW alsmede op grond van artikel 6:170 BW vanwege een fout door een door de werkgever ingeleende derde. Daartoe voert werknemer aan dat zijn collega-werknemer afkomstig uit Koerdistan - die de Nederlandse taal niet machtig was - voortijdig de buis heeft laten vallen, waardoor werknemer schade heeft opgelopen. Het hof heeft geoordeeld dat de werkgever niet aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW. Met betrekking tot artikel 6:170 BW oordeelde het hof dat werknemer onvoldoende heeft gesteld om te oordelen dat sprake is van een onrechtmatige daad van de collega-werknemer. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in cassatie.
De A-G concludeert als volgt. Uit het enkele feit dat de collega-werknemer de buis losliet of weggooide kan nog geen onzorgvuldig handelen worden afgeleid. Uit de procesgang bij de feitenrechters valt onvoldoende af te leiden, om tot onrechtmatig handelen te concluderen. Het oordeel van het hof is derhalve juist.
De Hoge Raad oordeelt als volgt. Verwerping van het beroep onder verwijzing naar 81 RO.