Rechtspraak
Eiser ondergaat sinds 2 maart 2009 voorlopige hechtenis in het huis van bewaring. Hij heeft op 6 maart 2009 een arbeidsovereenkomst getekend met het huis van bewaring. Eiser stelt zich thans op het standpunt dat hij arbeidsongeschikt is en derhalve niet kan deelnemen aan het werk, maar wel recht heeft op ziekengeld. De directeur van het huis van bewaring en de desbetreffende medische dienst achtten eiser (deels) arbeidsgeschikt en sluiten eiser op in zijn cel gedurende de tijd dat hij normaliter arbeid had moeten verrichten. Eiser vordert een verbod tot tewerkstelling en doorbetaling van ziekengeld.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De vorderingen van eiser richten zich tegen de besluiten van de medische dienst respectievelijk de directeur van het huis van bewaring om eiser gedeeltelijk arbeidsgeschikt te verklaren, en daarmee samenhangend het besluit om geen ziektegeld aan eiser uit te keren, alsmede het besluit van de directeur van het huis van bewaring om eiser gedurende de arbeidsblokken in te sluiten in zijn cel. De vraag of de directeur niet in redelijkheid tot de bestreden besluiten heeft kunnen komen dient (eerst) plaats te vinden binnen de bijzondere, gespecialiseerde en daartoe gecreƫerde procedure zoals neergelegd in artikel 60 Pbw (beklagprocedure) en artikel 69 Pbw (beroepsprocedure). Op zichzelf is de mogelijkheid van bedoeld bezwaar en beroep een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang. Eiser heeft dit ook niet betwist. Hieruit volgt dat eiser in beginsel niet-ontvankelijk is in zijn vordering bij de burgerlijke rechter, indien en voor zover hem de weg naar de beklagcommissie respectievelijk de beroepscommissie openstaat.
Volgt niet-ontvankelijkverklaring eiser.