Rechtspraak
Tussen partijen heeft vanaf 23 maart 1999 een arbeidsovereenkomst bestaan welke, nadat partijen daarover overeenstemming hadden bereikt, bij beschikking van de kantonrechter met ingang van 1 juni 2004 is ontbonden onder toekenning aan werknemer ten laste van werkgever van een vergoeding van € 14.000 bruto. Werknemer heeft zich in de onderhandelingen welke hebben geleid tot de overeenstemming over de beëindiging van het dienstverband alle rechten voorbehouden met betrekking tot de bonus over het jaar 2003 waarop hij recht meende te hebben. Bij de eindafrekening heeft werkgever een bedrag van € 6.926 ingehouden wegens studiekosten welke werknemer naar het oordeel van werkgever diende te restitueren. Ook hield werkgever een bedrag van € 1.250 in wegens de vergoeding van kosten die werknemer in verband met de werkzaamheden voor een klant aan werkgever verschuldigd zou zijn. In eerste aanleg heeft werknemer betaling gevorderd van de ingehouden bedragen op zijn vergoeding alsmede betaling van zijn bonus over 2003. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen. Tegen dit oordeel keert werkgever zich in hoger beroep.
Het hof oordeelt als volgt. Het studiekostenbeding is rechtsgeldig overeengekomen. In de arbeidsovereenkomst wordt verwezen naar de algemene arbeidsvoorwaarden waarin ook het studiekostenbeding stond opgenomen. Dat deze voorwaarden niet zijn bijgevoegd, doet hieraan niets af. Nu vaststaat dat partijen elkaar geen finale kwijting hebben verleend bij de totstandkoming van de overeenstemming over de voorwaarden waaronder het dienstverband zou worden beëindigd, stond aan werkgever in beginsel niets in de weg om nakoming te vragen van hetgeen partijen omtrent de restitutie van de vergoeding van de studiekosten waren overeengekomen. Het beding is ook voldoende duidelijk. Naar het oordeel van het hof laat de regeling van de vergoeding van de studiekosten er geen onduidelijkheid over bestaan dat de werknemer voor 25% moet bijdragen in kosten die verband houden met het volgen van, zoals het in de regeling is geformuleerd 'elke studie die direct of indirect in verband staat met de (toekomstige) uitoefening van de functie'. De overige 75% worden vergoed door de werkgever, maar konden deels worden verhaald indien werknemer binnen twee jaar ontslag zou nemen of krijgen. Geen rechtsregel verzet zich tegen een regeling waarbij de werknemer voor een deel bijdraagt in de kosten van studie waarvan beide partijen de vruchten kunnen plukken: de werkgever door een goede uitoefening van de functie door de werknemer en de werknemer door het behoud van zijn waarde op de arbeidsmarkt. Naar het oordeel van het hof moet voor werknemer, die wist aan welke cursussen hij deelnam, duidelijk zijn geweest dat hij moest bijdragen (en met welk percentage) in de kosten van die cursussen. De werkgever heeft derhalve recht op terugbetaling van kosten.
Werknemer heeft voorts geen recht op een bonus. Het vonnis van de kantonrechter dient derhalve te worden vernietigd.