Rechtspraak
werknemer/Schipper Bosch Bouw
Werknemer (50 jaar) is op 21 april 1987 in dienst getreden van Schipper Bosch Bouw, in de functie van chauffeur. In februari en in juni 2009 heeft Schipper Bosch Bouw toestemming van het UWV WERKbedrijf verzocht om de arbeidsovereenkomst van werknemer op te zeggen. Werknemer is sinds 1 april 2009 vrijgesteld van werkzaamheden. Op 19 augustus 2009 verleent het UWV WERKbedrijf toestemming de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Op 26 augustus 2009 zegt de Schipper Bosch Bouw de arbeidsovereenkomst op tegen 6 december 2009. Op 7 september2009 verzoekt werknemer ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daartoe stelt werknemer dat de werkgever zich niet als goed werkgever heeft gedragen door geen adequate voorziening voor hem te treffen en hij (werknemer) belang heeft om op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen over de materiƫle en financiƫle gevolgen van het ontslag.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De redelijkheid van het ontslag is reeds door het UWV WERKbedrijf getoetst. De vereiste 'bijzondere omstandigheden' voor toewijzing van een ontbindingsverzoek tijdens de opzegtermijn, kunnen niet enkel zijn gelegen in het verkrijgen van een ontslagvergoeding. Daarbij merkt de rechter op dat bij een beoordeling van een ontbindingsverzoek de rechter een fundamenteel andere toetsing dient aan te leggen dan in het kader van artikel 7:681 BW (HR 27 november 2009, AR 2009-904).
Voorts heeft werknemer - in strijd met artikel 21 Rv - niet aangegeven dat er een Sociaal Plan op hem van toepassing is, alsmede niet voldoende onderbouwd waarom die vergoeding ontoereikend zou zijn.
Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.