Naar boven ↑

Rechtspraak

Hecs BV/werknemer
Rechtbank Rotterdam, 4 december 2009
ECLI:NL:RBROT:2009:BK5749

Hecs BV/werknemer

Reflexwerking Ontslagbesluit in ontbindingsprocedure. Alle productiemedewerkers ontslaan en (deels) vervangen door uitzendkrachten doet geen recht aan de geest van het Ontslagbesluit

Werknemer is vanaf 1987 wisselend werkzaam geweest voor Hecs BV op basis van een arbeidsovereenkomst en uitzendovereenkomst. Vanaf 2006 is werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst (weer) in dienst van Hecs BV, in de functie van productiemedewerker. Naast werknemer zijn nog elf andere productiemedewerkers in dienst van Hecs BV. Thans verzoekt Hecs BV ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van bedrijfseconomische omstandigheden. Volgens Hecs BV heeft de economische crisis ertoe geleid dat alle productiemedewerkers moeten worden ontslagen. Het werk zal alleen nog door uitzendkrachten worden verricht.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vooropgesteld wordt dat de kantonrechter in de onderhavige procedure strikt genomen niet gebonden is aan het Ontslagbesluit, doch anderzijds komt aan die regelgeving een zekere mate van reflexwerking toe, zodat de kantonrechter zich wel zal richten naar de regels en geest van het Ontslagbesluit. Artikel 4.3 bepaalt dat UWV WERKbedrijf toestemming voor opzegging van de arbeidsverhouding weigert indien het aantal werknemers dat voor ontslag wordt voorgedragen groter is dan het aantal arbeidsplaatsen dat komt te vervallen, tenzij de werkgever aannemelijk maakt dat dit onvermijdelijk is. Achtergrond van die bepaling is dat de werkgever het aantal te schrappen arbeidsplaatsen inzichtelijk en aannemelijk dient te maken en dat het aantal voorgenomen ontslagen dient te corresponderen met het aantal te schrappen arbeidsplaatsen. In dit geval staat vast dat niet alle productiewerk komt te vervallen. De stelling van Hecs dat zij het beschikbare werk enkel wil uitvoeren met behulp van de inzet van tijdelijke krachten, kan in dit verband niet tot een andere conclusie leiden. Een dergelijke redengeving vormt onvoldoende grond om af te wijken van het beginsel dat is neergelegd in het hiervoor bedoelde artikel 4.3 Ontslagbesluit. Immers het is in strijd met de geest van het Ontslagbesluit dat werknemer en zijn collega’s, die in sommige gevallen kunnen buigen op een relatief lang dienstverband, het veld moeten ruimen voor een oproepkracht.

Volgt afwijzing ontbindingsverzoek.