Rechtspraak
werknemers/Avebe
Werknemers (62 jaar) zijn respectievelijk in 1965 en in 1966 in dienst getreden van Avebe. Op grond van de cao eindigen de arbeidsovereenkomsten van rechtswege indien een werknemer gebruik maakt van het prepensioen (in casu mogelijk vanaf 62 jaar). In verband met een noodzakelijke reorganisatie is met de vakbonden afgesproken dat werknemers die voor een prepensioen in aanmerking komen, als eerste in aanmerking zullen komen voor ontslag. Volgens Avebe zijn werknemers van rechtswege uit dienst getreden. Werknemers stellen zich op het standpunt dat de desbetreffende regeling uit de cao in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bji de arbeid (WGBL) en vorderen wederindiensttreding alsmede doorbetaling van het loon. Avebe stelt dat het terugbrengen van het aantal werknemers in verband met bedrijfseconomische/bedrijfsorganisatorische omstandigheden, zeker wanneer dit door de vakbonden wordt gesteund, een legitiem doel is.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat Avebe onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar gewenste inkrimping van het personeelsbestand – daargelaten of dit een legitiem doel is in de hiervoor bedoelde zin – alleen kan worden bereikt door verplicht te stellen dat werknemers gebruik maken van de prepensioenregeling en die werknemers vervolgens om die reden te ontslaan. Dat deze verplichting met instemming van de vakbonden is opgelegd, maakt niet dat het gemaakte leeftijdsonderscheid passend, redelijk en daardoor alsnog objectief te rechtvaardigen is. Het behoud van hun baan door de betrokken medewerkers – met alle financiële en sociale consequenties van dien – is daarvoor (veel) te zwaarwegend. Daar komt bij dat deze verplichting haaks staat op het arbeidsmarktbeleid op nationaal niveau, te weten: de pensioenleeftijd verhogen.
Volgt toewijzing vordering werknemers.