Naar boven ↑

Rechtspraak

CFS Bakel/werknemer
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 8 december 2009
ECLI:NL:RBSHE:2009:BK6637

CFS Bakel/werknemer

Voorwaardelijke ontbinding wegens bedrijfseconomische redenen leidt tot C=1,8 wegens slecht werkgeverschap

Werknemer (50 jaar) is vanaf 1991 in dienst van CFS Bakel. Thans verzoekt CFS Bakel voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daartoe stelt CFS Bakel dat zij vanwege bedrijfseconomische omstandigheden genoodzaakt was de functie van werknemer te doen laten vervallen. Volgens CFS Bakel had zij overeenstemming met werknemer over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar is werknemer daar thans van teruggekomen. Vanwege de onduidelijkheid over het al dan niet hebben bereikt van overeenstemming, verzoekt CFS Bakel thans voorwaardelijke ontbinding. Werknemer stelt zich op het standpunt dat hij gaandeweg is gaan twijfelen aan de bedrijfseconomische noodzaak. Volgens hem is zijn functie in het geheel niet komen te vervallen, althans is zijn functie uitwisselbaar en heeft CFS Bakel hem na twintig jaar trouwe dienst het bedrijf uitgewerkt. Werknemer berust in een ontbinding met C=2.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is geen sprake van een bedrijfseconomische noodzaak tot ontbinding. CFS Bakel is volgens de kantonrechter onverantwoordelijk en op onjuiste wijze omgegaan met werknemer. Nu CFS Bakel een werknemer met een zo langdurige en onberispelijke staat van dienst zo onheus behandeld heeft, oordeelt de kantonrechter een vergoeding naar billijkheid op haar plaats van € 225.000 bruto. Bij de bepaling van deze vergoeding is rekening gehouden met een correctiefactor van 1,8 en ook met de door werknemer reeds voor zijn rekening genomen outplacementkosten.

Volgt voorwaardelijke ontbinding met C=1,8.