Rechtspraak
Friesland Foods/werknemer
Op 16 februari 1968 is werknemer bij een van de rechtsvoorgangers van Friesland Foods in dienst getreden. Laatstelijk was werknemer werkzaam in de functie van Key Account Manager Trade bij Friesland Foods Benelux met als standplaats Nijkerk. In 2001 zijn partijen een concurrentiebeding overeengekomen welke gekoppeld is aan de desbetreffende functie van werknemer. In 2008 hebben partijen in het kader van een beëindigingsovereenkomst vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst tot 2010 zou blijven voortduren en dat het concurrentiebeding van kracht zou blijven. Werknemer heeft meermalen verzocht ontheven te worden van het concurrentiebeding. Friesland Foods heeft dit steeds geweigerd en werknemer tevens gesommeerd te staken betrokken te zijn bij Noordhoek. Werknemer stelt zich op het standpunt dat het concurrentiebeding niet meer geldt omdat hij een andere functienaam en standplaats heeft gekregen. Friesland Foods vordert naleving van het concurrentiebeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Centraal staat de vraag of werknemer nog gehouden is aan het concurrentiebeding uit 2001 en of zijn werkzaamheden onder de reikwijdte van het beding vallen. De enkele omstandigheid dat de naam van functie is gewijzigd en dat werknemer een andere standplaats heeft gekregen, maakt nog niet dat er sprake is van een andere functie. Dat klemt temeer omdat Friesland Foods heeft gesteld dat werknemer dezelfde producten is blijven verkopen aan dezelfde klanten en tegen hetzelfde salaris. Daar komt bij dat in de brief van 20 mei 2008, die door werknemer mede is ondertekend, expliciet melding wordt gemaakt van het feit dat (onder meer) het concurrentiebeding zijn rechtsgeldigheid blijft behouden tot aan 1 maart 2010. Werknemer heeft weliswaar gesteld dat de afspraken die zijn neergelegd in de brief van 20 mei 2008 onder druk tot stand zijn gekomen en dat hij zich gedwongen voelde die brief te ondertekenen, doch die stelling heeft hij op geen enkele wijze onderbouwd. Het voorgaande brengt de kantonrechter tot de conclusie dat er een gerede kans bestaat dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het door partijen overeengekomen concurrentiebeding nog immer geldig is. De omstandigheid dat Noordhoek een (naar verhouding veel) kleinere speler is op de kaasmarkt, maakt niet dat Friesland Foods geen concurrentie zou kunnen ondervinden van Noordhoek. De vordering om werknemer te verbieden op enigerlei wijze werkzaamheden te verrichten voor of betrokken te zijn bij Noordhoek zal daarom worden toegewezen. Ingevolge artikel 611a Rv kan de kantonrechter op vordering van een der partijen de wederpartij veroordelen tot betaling van een geldsom, dwangsom genaamd, voor het geval dat aan de hoofdveroordeling niet wordt voldaan, hetgeen de kantonrechter dan ook zal doen.