Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland, 8 december 2009
ECLI:NL:RBGRO:2009:BK7089
werknemer/Zaadhof's Cartonnagefabrieken BV
Werknemer is van 1991 tot 2007 in dienst geweest van Zaadhof. De arbeidsovereenkomst is met toestemming van de CWI opgezegd wegens bedrijfseconomische redenen. Werknemer kwam in aanmerking voor het Sociaal Plan. In het Sociaal Plan wordt voorzien in een suppletieregeling. Tevens wordt op de suppletieuitkering een eenmalige bedrag van € 2.500 in mindering gebracht voor outplacementkosten. Werknemer heeft geen gebruik gemaakt van outplacement, toch is het voornoemde bedrag op zijn suppletieregeling in mindering gebracht. Werknemer stelt zich op het standpunt dat dit onjuist is en vordert alsnog betaling van dit bedrag.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De Hoge Raad heeft op 26 mei 2000 (NJ 2000/473) uitgemaakt dat – gezien de gelijkenis van een Sociaal Plan met een collectieve arbeidsovereenkomst – de uitleg van de bepalingen van een Sociaal Plan dient te geschieden analoog aan hetgeen geldt voor de uitleg van een collectieve arbeidsovereenkomst, te weten dat de bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn, ook als het geschil omtrent de uitleg is gerezen tussen partijen die beide bij de totstandkoming daarvan waren betrokken. Tekstuele uitleg van het Sociaal Beleidsplan brengt de kantonrechter op grond van de navolgende overwegingen tot de conclusie dat Zaadhof niet het recht toekomt de voor outplacement gereserveerde kosten van € 2.500 bruto per werknemer in te houden op de suppletie. In 9.2 van het Sociaal Beleidsplan is bepaald welke suppletie wordt verstrekt aan werknemers voor wie een ontslagvergunning is aangevraagd en verleend. Op die suppletie strekken volgens hetgeen vermeld staat onder 9.4 van dat plan in mindering de kosten voor outplacement. Vastgesteld dient echter te worden dat die kosten niet zijn gemaakt, zodat ze ook niet mogen worden afgetrokken. Dat toetsing aan het Haviltex-criterium (waarbij alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van betekenis zijn) tot een andere uitkomst zou (kunnen) leiden doet aan het voorgaande niet af, nu dit criterium in dit geval niet dient te worden gehanteerd.