De Stichting X/werknemer

Werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met zijn bestuurder wegens een verstoorde arbeidsrelatie tussen de bestuurder en de Raad van Toezicht (hierna: RvT). Daarnaast verzoekt zij ontbinding wegens verschil van inzicht in het te voeren beleid. Van belang in dat kader is dat op 19 november 2009 de minister voor Wonen, Wijken en Integratie op de voet van artikel 43, lid 1, Besluit beheer sociale-huursector (Bbsh) een externe toezichthouder bij werkgever heeft aangesteld en haar een tweetal aanwijzingen heeft gegeven als bedoeld in artikel 41 Bbsh.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de stukken en uit hetgeen partijen ter zitting over en weer naar voren hebben gebracht komt het beeld naar voren van een heel zelfstandig opererende directeur, die zich aan de opvattingen en wensen van de RvT (te) weinig gelegen laat liggen, en dat van een in toenemende mate door onzekerheid over het verloop van belangrijke ontwikkelingen geplaagde RvT, die via een steeds strakkere opstelling tevergeefs probeert meer informatie van de directeur af te dwingen. Dit heeft tot incidenten geleid. De conclusie luidt dat de bestuurder, door onvoldoende rekening te houden met de positie en verantwoordelijkheden van de RvT, in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de inmiddels als onherstelbaar aan te merken verstoring van zijn relatie met de RvT en daarmee aan de onvermijdelijk geworden ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het verweer van de bestuurder dat de oorzaak van eventuele problemen van werkgever in de kredietcrisis moet worden gezocht sluit niet (althans zeker niet in overwegende mate) aan bij de bevindingen van de instanties in het kader van de Bbsh en is overigens ook onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Volgt ontbinding met een vergoeding van C=0,8.