Rechtspraak
Carlson Wagonlit Nederland/werknemer
Werknemer is in dienst van Carlson Wagonlit Nederland (hierna: CWT) als vestigingsmanager te Maastricht. Eind 2008 is overeengekomen dat werknemer tijdelijk deels verantwoordelijk zou zijn voor de vestiging in Arnhem. Vanaf het voorjaar van 2009 is werknemer tewerkgesteld als vestigingsmanager van Arnhem. In juli 2009 is de vestiging te Maastricht gesloten wegens bedrijfseconomische redenen. Werknemer stelt zich op het standpunt dat CWT eenzijdig de arbeidsvoorwaarden van werknemer heeft gewijzigd met als enkel doel het voorkomen van het betalen van een aanzienlijke ontslagvergoeding bij verval van werknemersfunctie na sluiting van de vestiging in Maastricht. Werknemer acht de reistijd van Maastricht naar Arnhem te bezwaarlijk om de functiewijziging te accepteren. Voorts betwist werknemer de bedrijfseconomische noodzaak en stelt dat CWT de economische crisis misbruikt als aanleiding voor de sluiting van de vestiging in Maastricht. Ten slotte stelt werknemer zich op het standpunt dat hij slechts tijdelijk in Arnhem zou worden tewerkgesteld. CWT verzoekt thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Er is sprake van een verandering van omstandigheden waardoor de arbeidsovereenkomst dient te eindigen per 1 februari 2010. Ten aanzien van de vergoeding overweegt de kantonrechter dat aan werknemer geen toezeggingen zijn gedaan dat hij slechts tijdelijk in Arnhem zou worden tewerkgesteld. De vraag of CWT de locatiewijziging mocht doorvoeren, dient te worden beantwoord aan de hand van artikel 7:611 BW. De aanleiding tot de locatiewijziging was gelegen in de sluiting van de vestiging te Maastricht. Het gedane aanbod van werkgever om slechts twee dagen in Arnhem aanwezig te zijn (inclusief hotelovernachting) met behoud van alle overige arbeidsvoorwaarden moet als redelijk worden bestempeld. Mede gezien de functie van werknemer had hij de locatiewijziging in alle redelijkheid niet mogen weigeren. Dit brengt met zich dat, hoewel de aanleiding voor de functiewijziging volledig in de risicosfeer van CWT ligt, de patstelling tussen CWT en werknemer grotendeels aan werknemer is te wijten.
Volgt ontbinding met C=0,4.