Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Witte Molen BV
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 4 januari 2010
ECLI:NL:RBBRE:2010:BK8267

werknemer/Witte Molen BV

Afwijzing ontbindingsverzoek tijdens opzegtermijn. Toetsing aan HR 11 december 2009. Geen bijzondere omstandigheden

Werknemer is in 1974 in dienst getreden van De Witte Molen in de functie van magazijnmedewerker. Op 29 oktober 2009 heeft De Witte Molen met toestemming van het UWV WERKbedrijf de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 31 maart 2010. Op 6 november 2009 heeft werknemer een ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter, stellende dat de werkgever bewust voor de UWV-route heeft gekozen, zonder daarbij als goed werkgever zorg te dragen voor een adequate voorziening met betrekking tot de risico’s en nadelige gevolgen voor werknemer van het ontslag. Als gevolg van deze processuele keuze heeft De Witte Molen voor werknemer een zeer onzekere en stresserende situatie in het leven geroepen. Werknemer heeft dan ook een zwaarwegend belang om op korte termijn zekerheid te verkrijgen omtrent de materiële en financiële gevolgen van het ontslag en de wijze waarop dit door De Witte Molen dient te worden gecompenseerd. Werknemer verzoekt derhalve ontbinding met C=1,5.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 11 december 2009, LJN: BJ9069 volgt onder meer dat, wil in een situatie als de onderhavige een ontbindingsverzoek toegewezen kunnen worden, er sprake dient te zijn van een zodanige verandering in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op een nog eerder tijdstip behoort te eindigen dan waartegen is opgezegd. Werknemer heeft aangevoerd dat het ontslag voor hem een onzekere en stresserende situatie met zich meebrengt en dat hij daarom een zwaarwegend belang heeft om op korte termijn zekerheid te krijgen omtrent zijn materiële en financiële gevolgen. Dit argument, hoe invoelbaar overigens ook, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet als een zodanige verandering worden aangemerkt, waarop de Hoge Raad blijkens zijn uitspraak het oog heeft. Het verzoek van werknemer dient dan ook te worden afgewezen. Nu partijen er tijdens de mondelinge behandeling ook niet in zijn geslaagd een minnelijke regeling te bereiken, dient werknemer voor de inhoudelijke beoordeling van zijn zaak desgewenst een vordering ter zake van kennelijk onredelijk ontslag in te stellen.

Volgt afwijzing ontbindingsverzoek.