Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Party- en Recreatiecentrum Strandheem BV
Rechtbank Noord-Nederland, 21 januari 2010
ECLI:NL:RBGRO:2010:BL0294

werknemer/Party- en Recreatiecentrum Strandheem BV

Bijtelling bedrijfswagen met terugwerkende kracht verrekenen met loon is in strijd met het goed werkgeverschap

Werknemer is van 16 februari 2007 tot 16 februari 2008 bij Strandheem voor bepaalde tijd in dienst geweest als activiteitenbegeleider. De overeenkomst is van rechtswege geëindigd. Werknemer heeft op enig moment na indiensttreding de beschikking gekregen over een bestelauto van de werkgever. Schriftelijke afspraken zijn hierover niet gemaakt. De auto van de werkgever is niet verwerkt in het salaris en de salarisstroken voor werknemer. Bij afrekening bij einde van het dienstverband heeft Strandheem in verband hiermee een bedrag van € 175,74 per maand alsnog bijgeteld en de verschuldigde loonbelasting met terugwerkende kracht verrekend en ingehouden. Werknemer vordert thans alsnog uitbetaling van zijn volledige loon.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Op basis van het goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW mag Strandheem slechts dan verrekening van de bijtelling met terugwerkende kracht doen - als te veel betaald loon in de zin van artikel 7:632 lid 1 sub d BW - wanneer werknemer bij het ter beschikking stellen van de bestelauto uitdrukkelijk is gewezen op deze consequentie, op de toepasselijke voorwaarden en deze heeft kunnen overzien. Strandheem heeft in dit verband aangevoerd dat zij werknemer direct bij het ter beschikking stellen van de bestelauto er op heeft gewezen dat hij deze auto kon gebruiken mits hij een kilometeradministratie zou bijhouden, en dat indien werknemer dit niet zou doen er een bijtelling zou moeten worden gedaan. Voorts dat Strandheem in de maanden daarna herhaaldelijk bij werknemer heeft aangegeven dat hij een kilometeradministratie moest bijhouden. Werknemer heeft een en ander gemotiveerd tegengesproken en een andere lezing gegeven. Ter comparitie is aan de orde gekomen dat Strandheem hetgeen zij op dit punt aanvoert zal moeten bewijzen, zodat de kantonrechter Strandheem daartoe thans in de gelegenheid zal stellen.

Volgt aanhouding van de zaak voor nadere bewijslevering.