Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/VCS Energy : ICT BV
Gerechtshof Amsterdam, 21 juli 2009
ECLI:NL:GHAMS:2009:BL1010

werknemer/VCS Energy : ICT BV

Werknemer had geen gerechtvaardigd vertrouwen niet te worden gehouden aan het concurrentiebeding

Werknemer is op 1 december 2006 in dienst getreden van VCS op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op deze arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding van toepassing. In januari 2008 hebben Delta Investments B.V. en Energy Art B.V. hun aandelen in VCS verkocht aan Luna Investment Groep B.V., waardoor Luna Investment Groep B.V. enig aandeelhouder en bestuurder van VCS is geworden. Na afloop van de arbeidsovereenkomst op 1 september 2008 heeft werknemer het aanbod om bij VCS in vaste dienst te treden niet aanvaard. Werknemer is bij een concurrerende onderneming genaamd Energy Art BV in dienst getreden. VCS heeft vervolgens in kort geding een naleving van het concurrentiebeding alsmede een voorschot op de contractuele boetes gevorderd. De kantonrechter heeft de vorderingen van VCS toegewezen. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in hoger beroep. Daarbij stelt werknemer dat hij erop mocht vertrouwen dat VCS hem niet aan zijn concurrentiebeding zou houden onder verwijzing naar een notariƫle akte tussen Energy Art BV en VCS.

Het hof oordeelt als volgt. De afspraken die tussen een aantal vennootschappen zijn gemaakt in het kader van de overdracht van aandelen van VCS aan de Luna Investment Groep B.V. werken niet ook direct of indirect jegens werknemer. De afspraken zijn onmiskenbaar gemaakt door de partijen die bij de genoemde aandelentransactie waren betrokken. Werknemer was hierbij geen partij en de genoemde afspraken hadden geen rechtsgevolgen voor de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en VCS en het in die arbeidsovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding, het relatiebeding en het geheimhoudingbeding. Ook al zouden de door de rechtspersonen gemaakte afspraken aan het personeel zijn bekend gemaakt, dan nog kan dit niet leiden tot het oordeel dat het door werknemer ingenomen standpunt juist is, nu gesteld noch gebleken is dat in deze communicatie naar het personeel mededelingen zijn gedaan waaruit zou kunnen blijken dat deze afspraken ook gevolgen hadden voor het personeel. Naar het voorlopig oordeel van het hof kon werknemer derhalve aan de door de vennootschappen gemaakte afspraken niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat VCS hem niet aan het non-concurrentie- en relatiebeding zou houden. Het hof is van oordeel dat de duur van het non-concurrentie- en relatiebeding in dit geval ook na een relatief kort dienstverband, in overeenstemming is met de wederzijdse belangen van partijen, zodat het beroep van werknemer op matiging van het beding niet dient te worden gehonoreerd.

Volgt bekrachtiging vonnis van de kantonrechter.