Rechtspraak
werknemer/Improba BV
Werknemer (28 jaar) is op 1 maart 2005 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Improba getreden. Op 8 september 2009 vraagt Improba een ontslagvergunning aan bij het UWV WERKbedrijf. Het UWV WERKbedrijf acht advies van de afdeling A.G. noodzakelijk en houdt de beslissing aan. Thans verzoekt werknemer ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Volgens werknemer is sprake van een verandering van omstandigheden, bestaande uit een duidelijke wens van de werkgever om naar het einde van de arbeidsovereenkomst te streven en de onjuiste verwijten aan het adres van werknemer.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het verzoek dient te worden afgewezen. Beide aangevoerde gronden zijn naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende dragend om als veranderingen in de omstandigheden te kunnen worden aangemerkt die billijkheidshalve spoedig of op korte termijn tot een einde van de arbeidsovereenkomst moeten leiden. De naar de mening van werknemer onterechte verwijten zijn immers door de werkgever in de procedure ex artikel 6 BBA gemaakt en dienen nog door UWV Werkbedrijf te worden beoordeeld. Derhalve is de kwalificatie 'onterechte verwijten' op de eerste plaats nog niet vaststaand, nu immers UWV Werkbedrijf de toestemming nog kan weigeren. Bovendien hebben deze onterechte verwijten sterk het karakter van de in artikel 7: 681 lid 2 onder a genoemde valse of voorgewende, vermeende redenen. De tweede grond, te weten dat de werkgever van de werknemer af wil, is ook onvoldoende dragend. De omstandigheid dat de werkgever te kennen geeft de arbeidsrelatie te willen beƫindigen vormt op zich en zonder meer niet een zodanige verandering in de omstandigheden dat daardoor billijkheidshalve de arbeidsovereenkomst spoedig of op korte termijn dient te eindigen. Integendeel, juist ingeval de werkgever te kennen geeft de arbeidsovereenkomst te willen beƫindigen, is het van groot belang dat de werknemer in staat wordt gesteld zich daartegen te verdedigen en daarvoor ook de nodige tijd krijgt toebedeeld, waartoe (ook) de procedure in het kader van artikel 6 BBA en de inhoudelijke normen uit het Ontslagbesluit voldoende ruimte bieden. Onderbouwd dient dan vervolgens door de werknemer te worden waarom een spoedig einde of een einde op korte termijn van de arbeidsovereenkomst noodzakelijk is. Dat is in casu niet, althans onvoldoende, gebeurd.
Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.