Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 3 februari 2010
ECLI:NL:RBUTR:2010:BL1508
Sociale Verzekeringsbank/Koninklijke BAM Groep
Werknemer (65 jaar) is van 1962 tot 1966 in dienst geweest van Demonte Bouw, in de functie van metselaar. Daarvoor en daarna heeft werknemer voor verschillende werkgevers gewerkt waarbij hij is blootgesteld aan asbeststof. In 2006 heeft werknemer de rechtsopvolger van Demonte Bouw, BAM Bouw, aansprakelijk gesteld voor de schade die werknemer lijdt wegens de bij hem vastgestelde asbestziekte, mesothelioom. SVB heeft op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers een voorschot aan werknemer uitgekeerd. SVB vordert thans schadevergoeding op basis van de gecedeerde vorderingen van werknemer. Volgens SVB is Demonte Bouw en daarmee thans BAM Bouw tekort geschoten in de zorgplicht door werknemer in 1962 tot 1963 asbesthoudende platen op maat te laten zagen. Volgens SVB zijn de vorderingen niet verjaard met een beroep op Van Hese/De Schelde.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen hebben zich uitvoerig uitgelaten over de opvattingen die, in de periode dat de veronderstelde blootstelling aan asbeststof heeft plaatsgevonden (in 1962-1963), uit medische en bedrijfsgeneeskundige publicaties algemeen bekend waren. Daaruit volgt dat in de loop der tijd een drietal ziekten, te weten asbestose, longkanker en mesothelioom, met blootstelling aan asbeststof in verband zijn gebracht, dat asbestose – in Nederland – al sinds de jaren ’40 van de twintigste eeuw als asbestgerelateerde beroepsziekte is aangemerkt, en dat longkanker en mesothelioom in het buitenland eerst in 1964 en in Nederland pas aan het eind van de jaren ’60 als primaire vorm van kanker (derhalve voorkomend zonder dat ook van asbestose sprake is) zijn erkend. Wat betreft mesothelioom geldt het jaar 1969, als het moment waarop algemeen bekend werd dat het werken met asbest ook mesothelioom kon veroorzaken. De veronderstelde blootstelling van werknemer aan asbest heeft derhalve plaatsgevonden in de periode dat al wél reeds algemeen bekend was dat het werken met asbest gevaarlijk was, omdat het asbestose kan veroorzaken, maar nog niet bekend was dat er ook mesothelioom, de ziekte waaraan – naar mag worden aangenomen – werknemer is overleden, door kon ontstaan. Van belang is voorts dat begin jaren ’60 algemeen bekend was dat asbestose wordt veroorzaakt door een langdurige en intensieve blootstelling aan asbeststof, terwijl voor het gevaar op mesothelioom, sinds het eind van de jaren ’60 geen drempelwaarde is gesteld. Uit de door partijen aangehaalde publicaties blijkt dat algemeen werd aangenomen dat pas na een jarenlange blootstelling aan een hoge asbestconcentratie (uitgedrukt in vezeljaren) asbestose (en longkanker) kon ontstaan, reden waarom de geadviseerde maatregelen tot eind jaren ’60 gericht waren op de beperking van de duur van de asbestblootstelling en de intensiteit daarvan (door ventilatie) alsmede op periodieke (meerjarige) medische controles in industrieën waarin intensief met asbest werd gewerkt, terwijl daarentegen algemeen wordt aangenomen dat mesothelioom ook door een enkel ingeademd asbestkristal kan ontstaan. Het is tegen deze achtergrond dat SVB zich met een beroep op HR 25 juni 1993 (NJ 1993,686 Cijsouw/De Schelde I) op het standpunt heeft gesteld dat Demonte (en daarmee BAM) ingevolge artikel 7:658 BW aansprakelijk is, ook al bestaat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd in (de gevolgen van) de verwezenlijking van een haar toen niet bekend gevaar (mesothelioom), omdat zij is tekortgeschoten in haar verplichting om al die veiligheidsmaatregelen te nemen welke waren vereist met het oog op de haar wèl bekende gevaren van het werken met asbest en dit verzuim de kans dat werknemer een tot mesothelioom leidend asbestkristal zou binnenkrijgen in aanmerkelijke mate heeft verhoogd. Dit beroep faalt, omdat gesteld noch gebleken is dat Demonte, als werkgeefster in de bouw, gezien de in het algemeen geringe duur en intensiteit van de mogelijke asbestblootstelling van haar werknemers in de betreffende periode reeds tot het treffen van maatregelen verplicht was. Gezien de geringe duur en mate waarin werknemer voor haar met asbest werkte, konden van Demonte in de jaren 1962-1963 met het oog op het bekende gevaar van asbestose geen maatregelen worden gevergd. De door het gevaar van asbestose in het leven geroepen verhoogde zorgvuldigheidsnorm verplichtte Demonte dan ook toen (nog) niet om in te grijpen. BAM kan daarom niet aansprakelijk worden gehouden voor het feit dat Demonte indertijd maatregelen achterwege heeft gelaten. Op deze grond volgt reeds afwijzing van de vordering van SVB. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat de vordering tevens is verjaard.