Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Woonwaard/werknemer
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 16 juni 2009
ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ8505

Stichting Woonwaard/werknemer

Geen doorbreking appelverbod wegens ontbinding op andere grondslag dan aangevoerd door verzoeker. Geen schending hoor en wederhoor

Werknemer (47 jaar) is sinds 1985 in dienst van Woonwaard. In 2007 verliest werknemer zijn functie als magazijnmeester wegens een reorganisatie. Hij is vervolgens in een andere functie geplaatst. In 2008 verzoekt Woonwaard ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van € 10.890,=. De kantonrechter heeft (voor het geval Woonwaard haar verzoek niet intrekt) de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 december 2008 met toekenning van een vergoeding van € 100.000,= bruto en compensatie van de proceskosten. De kantonrechter heeft daartoe kort gezegd het volgende overwogen. Niet is gebleken dat Woonwaard zich in voldoende mate heeft ingespannen om werknemer een andere, passende functie binnen de eigen organisatie aan te bieden nadat werknemer om bedrijfseconomische redenen bij Woonwaard zijn functie als inkoper/magazijnbeheerder was kwijtgeraakt. Dat er medio juni 2008 in de visie van Woonwaard geen perspectieven meer waren voor herplaatsing van werknemer is onvoldoende inzichtelijk gebleven. Door dat alles is de arbeidsrelatie gaandeweg dermate verstoord geraakt dat, zoals aan de kantonrechter ter zitting is gebleken, de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden. Bij de vaststelling van de aan werknemer toekomende vergoeding heeft de kantonrechter onder meer meegewogen dat het voor werknemer niet eenvoudig zal zijn om een passende betrekking te vinden en dat, als hij daarin wel slaagt, dat tegen een lager salaris zal zijn. Tegen deze beschikking heeft Woonwaard appel ingesteld. Volgens Woonwaard is het beginsel van hoor en wederhoor geschonden, doordat de kantonrechter - zonder dat partijen dat hebben aangevoerd - de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsrelatie.

Het hof oordeelt als volgt. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 31 oktober 2008 blijkt dat werknemer heeft aangevoerd dat bij terugkeer bij Woonwaard de "dossieropbouw” zal gaan beginnen en dat terugkeer bij Woonwaard daarom, door toedoen van Woonwaard, onmogelijk is. Daarbij refereerde werknemer kennelijk aan de in het verweerschrift in eerste aanleg gestelde tekortkomingen van Woonwaard met betrekking tot het aanbieden van een andere passende functie en het daardoor wegvallen van een voor verdere samenwerking benodigde vertrouwensbasis. Gelet op het aldus tussen partijen gevoerde debat stond het de kantonrechter vrij om, na te hebben geoordeeld dat Woonwaard zich niet voldoende had ingespannen om werknemer een andere passende functie binnen de eigen organisatie aan te bieden, tot de slotsom te komen dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig verstoord is geraakt dat de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden. Daarbij is van belang dat, naar moet worden afgeleid uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, Woonwaard in de gelegenheid is geweest te reageren op het standpunt van werknemer dat terugkeer onmogelijk is, als gevolg van het handelen van Woonwaard. Het voorgaande betekent dat geen sprake is van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel dat ertoe leidt dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken. De door Woonwaard gestelde grond voor doorbreking van het appelverbod doet zich dus niet voor.

Volgt verwerping van het beroep.