Rechtspraak
eiser/Stivako
Stivako heeft met eiser op 10 maart 2008 een Praktijkarbeidsovereenkomst ten behoeve van de beroepsbegeleidende leerweg gesloten voor vier dagen per week. In deze Praktijkarbeidsovereenkomst staat onder meer opgenomen dat 'werknemer zich verbindt werkzaamheden voor werkgever te verrichten' en dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Voorts staat opgenomen dat de arbeidsovereenkomst onderdeel uitmaakt van de uit de Wet educatie en beroepsonderwijs voorvloeiende praktijkopleiding. Einde van de opleiding impliceert tevens einde arbeidsovereenkomst. Staviko heeft eiser op staande voet ontslagen nadat hij voor de zoveelste keer werd teruggezonden door een inlener. Volgens eiser is sprake van een arbeidsovereenkomst en is het ontslag op staande voet nietig. Hij vordert wedertewerkstelling en loon.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In deze procedure dient allereerst de vraag beantwoord te worden of de rechter in een eventuele bodemprocedure met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot het oordeel zal komen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW tussen eiser en Stivako. Pas indien deze vraag bevestigend zal worden beantwoord, komt aan de orde of alsdan de arbeidsovereenkomst is geƫindigd als gevolg van het door Stivako aan eiser verleende ontslag op staande voet. Gekeken moet worden naar de bedoeling van beide partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst. Enkel de bewoordingen van de Praktijkarbeidsovereenkomst zijn niet beslissend. In dit geval waren de werkzaamheden van eiser primair gericht op het uitbreiden van eigen kennis en ervaring, met het oog op de voltooiing van zijn opleiding (HR 29-10-1983, NJ 1983, 230). Dit volgt uit hiervoor aangehaalde bepalingen uit de Praktijkarbeidsovereenkomst, de BPVO en de Regeling beroepspraktijkvorming, in onderling verband en samenhang beschouwd. De enkele omstandigheid dat mogelijk in de loop van de uitvoering van de leerovereenkomst het accent geleidelijk meer komt te liggen op productieve arbeid voor het inlenende bedrijf, waarbij Stivako als uitlener geldt, betekent niet dat de rechtsverhouding tussen partijen stilzwijgend wordt omgezet in een afzonderlijke arbeidsovereenkomst, naast of los van de bestaande leerovereenkomst. De aard van de leerovereenkomst brengt mee dat de leerling geleidelijk (meer) productieve arbeid gaat verrichten. Het feit dat eiser een garantiesalaris als bepaald in de cao ontving, dwingt niet tot een andere uileg, temeer niet nu Stivako onweersproken heeft gesteld dat er gelet op de leeftijd van eiser, geen andere mogelijkheid tot inschaling was dan de verstrekking van dat loon. Ook het feit dat eiser vier dagen 'werkte' leidt niet tot een ander oordeel, nu deze praktijkperiode blijkens artikel 7 B van de Regeling beroepspraktijkvorming bij de beroepsbegeleidende leerweg van eiser past. De conclusie moet dan ook voorshands zijn dat het element 'leren' in deze praktijkarbeidsovereenkomst het element 'arbeid' overheerst. Gevolg hiervan is dat de bepalingen van Boek 7 titel 10 niet van toepassing zijn op de onderhavige overeenkomst.
Volgt afwijzing vordering eiser.