Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/bestuurder werkgever
Rechtbank Rotterdam, 19 maart 2010
ECLI:NL:RBROT:2010:BL8099

werknemer/bestuurder werkgever

Werknemer niet geslaagd in bewijs dat bestuurder onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld nadat uitbetaling ontslagvergoeding is uitgebleven door faillissement werkgever

Werknemer is sinds 1990 in dienst van werkgever. In 2004 hebben partijen overeenstemming bereikt over een regeling, die onder andere inhield dat werknemer zich niet langer tegen ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou verzetten en dat hem een bruto schadeloosstelling zou worden toegekend van € 67.500 (hierna: de beëindigingsregeling). Kort daarna heeft de Raad van Commissarissen het vertrouwen in de bestuurder van werkgever opgezegd. Nog voor het einde van datzelfde jaar is het faillissement van werkgever uitgesproken. Werkgever heeft tot op heden de schadeloosstelling aan werknemer niet betaald. Werknemer heeft de bestuurder van werkgever aansprakelijk gesteld, stellende dat hij werknemer tot een beëindigingsovereenkomst heeft bewogen, terwijl hij wist dat werkgever zijn financiële verplichtingen jegens werknemer niet zou kunnen nakomen. Het hof heeft werknemer opgedragen te bewijzen dat de bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld. In deze bewijsvoering is werknemer niet geslaagd, zodat de vorderingen zijn afgewezen. Tegen dit oordeel keert werknemer zich in cassatie, stellende onder meer dat ten onrechte voorbij is gegaan aan bewijsaanbod.

De Hoge Raad oordeelt als volgt. De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 Wet RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.