Rechtspraak
werknemer/Linex Prefab BV
Werknemer is vanaf 1 oktober 2006 statutair bestuurder van Linex Prefab BV. In artikel 12 lid 4 van de arbeidsovereenkomst en artikel 7 van de managementinstructies is bepaald dat werknemer voorafgaande toestemming nodig heeft van de Raad van Commissarissen (RvC) alvorens een functie te aanvaarden bij andere ondernemingen waar Linex geen belang bij heeft. Werknemer heeft per 1 januari 2009 een adviesbureau (een eenmanszaak) opgericht. Op 8 januari 2010 heeft de RvC werknemer geschorst. Als reden daarvoor heeft zij aangevoerd dat werknemer zonder schriftelijke toestemming van de RvC naast zijn bestuursfunctie bij Linex andere activiteiten heeft verricht. Werknemer vordert opheffing van de schorsing, wedertewerkstelling en rectificatie.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Op grond van artikel 2:257 BW en artikel 16 lid 3 van de statuten van Linex kan worden geoordeeld dat het besluit tot schorsing bevoegd is genomen. Op grond van de feiten en omstandigheden zoals in deze procedure naar voren gekomen, kan echter vooralsnog niet worden geoordeeld dat dit besluit ook op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Werknemer is vooraf niet bekend gemaakt dat de schorsing op de agenda stond en is tijdens de vergadering onvoldoende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te kunnen geven op het voornemen hem te schorsen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft Linex voorts onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht om voorshands te kunnen oordelen dat sprake was van een acuut onhoudbare situatie. Gesteld, noch gebleken is immers dat de belangen van Linex door de nevenwerkzaamheden van werknemer zijn geschaad. Evenmin is gesteld noch gebleken dat werknemer als directeur niet goed zou hebben gefunctioneerd. In die zin is de enkele constatering door de RvC dat werknemer met zijn eenmanszaak staat ingeschreven in het handelsregister onvoldoende om tot een zo ingrijpende maatregel als schorsing over te gaan. Het feit dat op korte termijn het ontslag van werknemer is geagendeerd, doet aan het belang voor werknemer bij toewijzing van de wedertewerkstelling niets af. Het belang is namelijk gelegen in eerherstel.
Volgt toewijzing vordering werknemer.