Rechtspraak
EGS Nederland BV/werknemer
Werknemer (37 jaar) is op 1 maart 1996 voor onbepaalde tijd bij (de rechtsvoorgangster van) EGS in dienst getreden in de functie van signing-medewerker. Op de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding van toepassing met een temporeel bereik van vijf jaar. Het bedrijf is vervolgens overgedragen aan EGS Instore-Outdoor BV en op 29 februari 2008 wederom overgedragen aan EGS. Werknemer is op 1 augustus 2008 uit dienst getreden van EGS. In november 2009 kondigt EGS een reorganisatie aan en doet een toezegging aan werknemers die worden ontslagen dat zij niet aan het concurrentiebeding zullen worden gehouden. Thans vordert EGS nakoming van het concurrentiebeding tussen EGS en werknemer. Werknemer stelt zich op het standpunt dat EGS artikel 7:665a BW heeft overtreden, dan wel sprake is van het zwaarderdrukkencriterium.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Een temporeel bereik van vijf jaar is niet passend. Derhalve zal worden uitgegaan van een temporeel bereik van slechts een jaar. Anders dat in het geschil tussen EGS en X (zie AR 2010-208), is er in het geschil tussen EGS en werknemer geen sprake van dat de arbeidsverhouding in de loop der tijd ingrijpend is gewijzigd, laat staan dat het door hem ondertekende concurrentiebeding als gevolg daarvan aanmerkelijk zwaarder kan zijn gaan drukken op werknemer. Dat betekent dat het concurrentiebeding als zodanig om die reden niet opnieuw schriftelijk hoefde te worden overeengekomen tussen EGS en werknemer. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter ook niet zonder meer noodzakelijk geworden omdat EGS voorbij is gegaan aan het bepaalde in artikel 7:665a BW. Bij een overgang van de onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW gaat een met de vervreemder gesloten concurrentiebeding van rechtswege over op de verkrijger (HR 23 oktober 1987, NJ 1988, 235). Het feit dat EGS haar wettelijke plicht jegens werknemer heeft veronachtzaamd en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, staat op zichzelf niet aan de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding in de weg. Wel kan worden verdedigd dat, nu werknemer door het nalaten van (de rechtsvoorgangster van) EGS niet in de gelegenheid is gesteld om ondubbelzinnig te weigeren om mee over te gaan, waardoor de arbeidsovereenkomst op de overnamedatum van rechtswege zou zijn geëindigd, het veronachtzamen van de wettelijke plicht jegens werknemer mede van bepalende betekenis is voor toepassing van de op overtreding van het concurrentiebeding gestelde sanctie.
Waar de kantonrechter tot geen andere conclusie kan komen dan dat aan de zijde van EGS een gerechtvaardigd belang ontbreekt om werknemer aan het concurrentiebeding te houden, wordt vastgesteld dat werknemer wel een groot en zwaarwegend belang heeft. bij gehele dan wel gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding (slechte arbeidsmarkt, geen beroeps- c.q. gespecialiseerde opleiding en ondergeschikte positie, gebondenheid aan branche van EGS, kostwinnerschap, betere toekomstperspectieven en zekerheid bij nieuwe werkgever). Gelet op alle werkgevers- en werknemersbelangen, de geschonden verplichtingen uit hoofde van artikel 7:665a BW, de willekeurige toepassing van het concurrentiebeding en niet in het minst het feit dat slechts een symbolisch bedrag (de kantonrechter moet het er op grond van de beschikbare gedingstukken voor houden dat dit € 1,= is geweest) is betaald voor de overgenomen goodwill, moet in dit geval worden geconcludeerd tot vernietiging van het concurrentiebeding met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2008.
Volgt afwijzing vordering EGS.