Rechtspraak
bestuurder/Zorg Stichting Vinvence
Bestuurder van ZSV vordert in dit kort geding opheffing van de schorsing en wedertewerkstelling, nu volgens hem zowel het besluit tot schorsing als het besluit tot het ontslag op staande voet nietig is.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Allereerst moet worden vastgesteld dat de schorsing van werknemer als bestuurder onreglementair was. Zo is het besluit tot schorsing niet door de voltallige Raad van Toezicht genomen en is voldoende aannemelijk geworden dat het ontbrekende lid, X, niet bekend was met het agendapunt. Op een dergelijke wijze een besluit nemen tot schorsing van de bestuurder van ZSV is in strijd met artikel 15 leden 6 en 8 van de statuten van ZSV. Bij een (voornemen tot) schorsing dient de Raad van Toezicht voorts conform de procedure zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst tussen ZSV en de bestuurder te handelen. Nu evenwel een arbeidsovereenkomst ontbreekt, had het gelet op artikel 2:8 BW minst genomen op de weg gelegen van de Raad van Toezicht om bestuurder te horen voordat daadwerkelijk tot schorsing zou worden overgegaan. Dit is echter niet gebeurd. Aan de formele vereisten voor een ontslag op staande voet is echter voorshands geoordeeld wel voldaan. Of werknemer weer kan worden toegelaten tot de werkzaamheden, hangt derhalve af van het antwoord op de vraag of het ontslag op staande voet gerechtvaardigd is. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter het geval. De bestuurder heeft meermalen in strijd met artikel 2:9 en 2:10 BW gehandeld, alsmede publieke gelden aangewend voor niet-statutaire doeleinden.