Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 16 maart 2010
ECLI:NL:GHSHE:2010:BL7922
werknemer/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouw
Werknemer (69 jaar) stelt dat hij vanaf 1957 fulltime werkzaam is geweest in de bouw, dat hij op 1 augustus 2005 met pensioen is gegaan. Vanaf 1963 was hij steeds werkzaam als (statutair) directeur van verschillende bouwbedrijven. Gedurende tijdvakken in die periode heeft werknemer (verplicht) deelgenomen in de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouw. Volgens de Stichting heeft werknemer vanaf 1973 geen premies meer afgedragen. Met ingang van 1 augustus 2005 is door Bpf Bouw aan werknemer een ouderdomspensioen toegekend van € 39,50 bruto per maand (€ 31,14 netto per maand), gebaseerd op zijn deelnemerschap in de periode 1959 tot en met 1972. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat hij dient te worden aangemerkt als verplicht deelnemer van het Bpf Bouw en dat hij aanspraak heeft op een pensioen vanaf 1957 tot 1 augustus 2005. De Stichting beroept zich op verjaring.
Het hof oordeelt als volgt. De vorderingen van werknemer zijn verjaard. Werknemer wist of had reeds in 1996 kunnen weten dat hij schade leed door onjuiste registratie van werknemer, middels een destijds ontvangen brief. Op grond van artikel 3:307 dan wel 3:310 BW is de vordering van werknemer verjaard. Werknemer beroept zich erop dat ingevolge artikel 59 van de op 1 januari 2007 in werking getreden Pensioenwet een rechtsvordering tegen een pensioenuitvoerder tot het doen van een uitkering niet bij leven van de pensioengerechtigde kan verjaren. Dit beroep kan werknemer niet baten aangezien deze bepaling ziet op de rechtsvordering tot het doen van een uitkering (gebaseerd op een bestaand recht op pensioen), niet op een rechtsvordering tot het vaststellen en toekennen van rechten op pensioen.
Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.