Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22 december 2009
ECLI:NL:GHAMS:2009:BL9317
Curvalue II/werknemer
Werknemer is in 1997 bij Curvalue in dienst getreden in de functie van Market Maker. Op de arbeidsovereenkomst is een bonusregeling van toepassing. Werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst in december 2006 opgezegd tegen 1 februari 2007. Werknemer is door Curvalue de laatste maand van zijn dienstverband vrijgesteld van werkzaamheden. Partijen verschillen thans van mening over de uitleg van de bonusregeling. Het komt daarbij aan op de betekenis die gegeven moet worden aan de zinsnede 'tenzij de handelaar een negatief netto handelsresultaat heeft op het moment dat hij vertrekt'. In dat geval is Curvalue ingevolge de bepaling gerechtigd het bedrag van de escrow-account (de opgebouwde bonusrekening) van de handelaar aan te spreken tot 37,5% van het desbetreffende handelsresultaat. Tussen partijen staat vast dat het handelsresultaat van werknemer over 2006 negatief was, en wel tot een bedrag van meer dan € 300.000,=. Voorts staat tussen partijen vast, zoals door werknemer is aangevoerd en door Curvalue niet is weersproken, dat de handelsresultaten van de bij Curvalue werkzame handelaren per 31 december worden afgesloten en dat het handelsresultaat van werknemer per 1 januari 2007 dus nul was, hetgeen tot 31 januari 2007 zo is gebleven, omdat hij in de maand januari 2007 niet meer heeft gewerkt. Volgens werknemer leidt deze laatste omstandigheid tot opeisbaarheid van een geldbedrag van € 22.689,=. Daarnaast stelt werknemer dat de handelwijze van Curvalue in strijd is met artikel 7:624 lid 4 BW. Zodra de omvang van een bonus bepaalbaar is, dient zij te worden uitgekeerd.
Het hof oordeelt als volgt. Uit de bewoordingen van de bonusregeling volgt niet dat het negatief handelsresultaat wordt vastgesteld op de laatste handelsdag van werknemer, doch op datum van diens vertrek. De grieven van Curvalue falen derhalve. De stelling van werknemer in incidenteel appèl dat sprake is van strijdigheid met artikel 7:624 lid 4 BW faalt eveneens wegens verjaring.
Volgt bekrachtiging vonnis kantonrechter.