Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/X BV
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26 januari 2010
ECLI:NL:RBMID:2010:BM2666

werknemer/X BV

Vordering wedertewerkstelling bestuurder voor nog maar twee dagen toegewezen wegens diffamerend karakter schorsing en belang bij eerherstel

Werknemer is sinds 1 oktober 2006 algemeen directeur en statutair bestuurder van X BV. Werknemer heeft per 1 januari 2009 een adviesbureau (een eenmanszaak) opgericht. Op 8 januari 2010 heeft de Raad van Commissarissen (RvC) werknemer geschorst. Als reden daarvoor heeft zij aangevoerd dat werknemer zonder schriftelijke toestemming van de RvC naast zijn bestuursfunctie bij X BV andere activiteiten heeft verricht. Werknemer vordert thans opheffing van de schorsing, wedertewerkstelling en rectificatie. Volgens werknemer was iedereen binnen X BV op de hoogte van zijn adviesbureau en werd dit zelfs aangemoedigd.

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Voor de schorsing van een statutair bestuurder zijn zwaarwegende redenen nodig. De noodzaak van een ingrijpende en vergaande maatregel als schorsing moet dermate zwaarwegend zijn dat daarvoor de persoonlijke belangen van de statutair bestuurder moeten wijken. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft X BV onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht om voorshands te kunnen oordelen dat sprake was van een acuut onhoudbare situatie. Gesteld, noch gebleken is immers dat de belangen van X BV door de nevenwerkzaamheden van werknemer zijn geschaad. Evenmin is gesteld noch gebleken dat werknemer als directeur niet goed zou hebben gefunctioneerd. In die zin is de enkele constatering door de RvC dat werknemer met zijn eenmanszaak staat ingeschreven in het handelsregister onvoldoende om tot een zo ingrijpende maatregel als schorsing over te gaan. Gelet op het vorenstaande moet voorshands worden geoordeeld dat de schorsing op onzorgvuldige wijze en op niet redelijke grond heeft plaatsgevonden. Het belang van werknemer bij opheffing van de schorsing is gelegen in het feit dat daarmee een voor hem diffamerende situatie wordt opgeheven. Immers, een schorsing zal bij derden veelal de indruk wekken dat er sprake is van een beƫindiging op grond van een dringende reden, veroorzaakt door wangedrag of disfunctioneren en kan dus zeer schadelijk zijn voor zijn reputatie en verdere loopbaan. Werknemer heeft dan ook een zwaarwegend belang bij opheffing van de schorsing. X BV heeft nog wel aangevoerd dat de schorsing in duur is beperkt tot 29 januari 2010, wanneer in de AVA het mogelijk ontslag van werknemer als statutair bestuurder aan de orde komt, en de vordering tot wedertewerkstelling derhalve slechts ziet op een of twee werkdagen. Dit doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet af aan het belang dat werknemer heeft bij opheffing van de schorsing, nu dit belang met name is gelegen in eerherstel.