Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 29 april 2010
ECLI:NL:RBSHE:2010:BM4630
werkneemster/Inventarisatiebureau Intelco VOF
Werkneemster heeft vanaf 1 september 1997 tot 1 januari 2007 werkzaamheden verricht voor Intelco. Intelco houdt zich bezig met het inventariseren in supermarkten. Uit een pool van werkkrachten worden telploegen gevormd die wekelijks volgens een door Intelco geplande route supermarkten bezoeken om daar ofwel steekproefsgewijs ofwel integraal de goederen te tellen. Gedurende de periode 29 mei 2006 en 28 september 2006 heeft werkneemster geen werkzaamheden voor Intelco verricht wegens arbeidsongeschiktheid. Intelco heeft haar in die periode geen vergoeding betaald. Het UWV heeft een uitkering krachtens de Ziektewet geweigerd, stellende dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en werkneemster derhalve recht heeft op loon. De bestuursrechter heeft geoordeeld dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 7:610a BW zodat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Thans vordert werkneemster loon over de hiervoor genoemde periode alsmede achterstallig loon op grond van artikel 7:610b BW.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het is heel goed te verdedigen om de flexibele en in zekere zin vrijblijvende werkrelatie tussen Intelco en haar oproepkrachten als een arbeidsovereenkomst aan te merken. Er werd gewerkt gedurende een zekere tijd en tegen loon en ook in die zin in dienst van Intelco, dat, indien gewerkt werd, dat werk moest worden uitgevoerd volgens de door Intelco gegeven instructies. Nochtans oordeelt de kantonrechter dat er in dit geval niet van een arbeidsovereenkomst moet worden gesproken en wel omdat - de getuigenverklaringen bevestigen het - van beide kanten uitdrukkelijk geen arbeidsovereenkomst werd bedoeld, noch bij het aangaan van de relatie, noch nadien. De partijbedoeling is weliswaar niet doorslaggevend voor de kwalificatie van een werkrelatie - het beschermingskarakter van het arbeidsrecht noopt ertoe terdege te onderzoeken of met name de werknemer zijn wil in volle vrijheid heeft kunnen vormen -, maar in de bedrijfsopzet van Intelco is het afzien van arbeidsovereenkomsten zó wezenlijk dat hier aan de partijbedoeling een groot gewicht moet worden toegekend, terwijl het zeker in de relatie tussen Intelco en werkneemster zo is dat laatstgenoemde geacht moet worden in volle vrijheid te hebben kunnen beslissen over de aangeboden arbeidsvoorwaarden.
Volgt afwijzing van de vordering van werkneemster.