Rechtspraak
werkneemster/SIRA Consulting BV
Werkneemster is op 13 oktober 2008 voor de duur van één jaar in dienst getreden bij SIRA in de functie van consultant. Werkneemster is op 1 april 2009 uitgevallen wegens ziekte en heeft aansluitend (van 29 mei 2009 tot en met 6 september 2009) zwangerschaps- en bevallingsverlof genoten. SIRA heeft werkneemster verzocht haar resterende 16,5 vakantiedagen op te nemen voor het einde van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster heeft geweigerd hieraan mee te werken en vordert thans uitbetaling van vakantiedagen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. SIRA heeft eenzijdig - bij gebreke van overeenstemming tussen partijen - bepaald wanneer werkneemster de haar toekomende vakantiedagen moest opnemen. Behoudens hetgeen is opgenomen in artikel 6 lid 3 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst (eenzijdige aanwijzingsbevoegdheid voor vier dagen per jaar), is dit in strijd met het wettelijke systeem (zie onder meer Gerechtshof Arnhem 24 juni 2003, LJN AL7095 en - ten aanzien van artikel 1638gg OBW - HR 26 juni 1987, NJ 1988, 208). Aan artikel 7:638 BW ligt namelijk onder meer de gedachte ten grondslag bij te dragen aan flexibilisering van arbeid en arbeidspatronen. Aan de werknemer en de werkgever wordt meer ruimte geboden, om al naar gelang de behoeften en omstandigheden, afspraken te maken over het opnemen van vakantie en tot maatwerk te komen. De werknemer heeft hierdoor de mogelijkheid om vakantierechten en andere verloffaciliteiten flexibel in te zetten om bijvoorbeeld arbeid- en zorgtaken beter op elkaar te kunnen afstemmen, maar ook om vakantierechten op te sparen voor studie, langdurig verlof of pensionering. Hierin past niet een recht voor de werkgever om eenzijdig een vakantie op te leggen, ook niet aan het einde van de arbeidsovereenkomst (TK 1997-1998, 26 079, nr. 3, p. 4, 6-7 (MvT); EK 1999-2000, 26 079, nr. 176, p. 11 (MvA)). Dit volgt ook uit artikel 7:641 BW. Lid 1 bepaalt zonder voorbehoud of uitzondering dat een werknemer die bij het einde van de arbeidsovereenkomst nog aanspraak heeft op vakantie, recht heeft op een vergoeding voor opgebouwde en niet-genoten vakantiedagen. Lid 3 bepaalt dat de werknemer, bij verandering van werkkring, tegenover de nieuwe werkgever recht heeft op onbetaald verlof ter hoogte van de aanspraak die hij bij het einde van de arbeidsovereenkomst blijkens de in 7:641 lid 2 BW genoemde verklaring jegens de oude werkgever had. Het samenstel van voornoemde bepalingen, die voor zover hier van belang blijkens artikel 7:645 BW van dwingend recht zijn, brengt mee dat SIRA werkneemster niet kon dwingen om aan het einde van de arbeidsovereenkomst de haar resterende vakantiedagen op te nemen op een voor haar mogelijk ongunstig tijdstip.
Volgt toewijzing vordering werkneemster.