Rechtspraak
eiser/gedaagde
Partijen hebben in november 2005 een opdrachtovereenkomst gesloten, waarbij eiser in opdracht van Empirique VOF werkzaamheden zou verrichten. De overeenkomst is steeds verlengd. In juni 2008 heeft Empirique VOF de overeenkomst per direct opgezegd, wegens verduistering van gelden door eiser. Eiser vordert in deze procedure onder meer 'redelijk loon'. Daarbij stelt eiser zich onder meer op het standpunt dat in strijd is gehandeld met artikel 6 BBA.
De rechtbank oordeelt als volgt. Artikel 6 BBA is in het onderhavige geval niet van toepassing. Eiser kan immers niet worden beschouwd als werknemer in de zin van artikel 1 aanhef en sub b BBA. Weliswaar heeft eiser bij dagvaarding gesteld dat Empirique VOF zijn enige opdrachtgever was, maar hij heeft niet meer weersproken dat hij tegen de accountant van Empirique heeft verklaard dat hij meerdere opdrachtgevers had. Daarom valt de overeenkomst van opdracht niet binnen het bereik van het BBA (artikel 7:400 lid 2 BW). Empirique VOF kon als opdrachtgever de overeenkomst met eiser te allen tijde opzeggen (artikel 7:408 lid 1 BW). De overeenkomst is met de opzegging door Empirique beƫindigd voor het verstrijken van de tijd waarvoor zij was verleend. Daarom heeft eiser recht op een redelijk deel van het loon (artikel 7:411 lid 1 BW). Bij de bepaling daarvan wordt onder meer rekening gehouden met de grond waarop de overeenkomst is geƫindigd. Nu Empirique als grond voor de opzegging verduistering heeft aangevoerd, zal de zaak worden aangehouden om deze grondslag nader te onderzoeken.
Volgt aanhouding van de zaak.