Rechtspraak
werknemer/Cition
Werknemer is sinds 2001 in dienst van de Gemeente Amsterdam in de functie van parkeerwachter. Op grond van een besluit van de gemeente Amsterdam is de afdeling Parkeerhandhaving verzelfstandigd. In verband hiermee zijn de activiteiten van de Dienst Stadstoezicht overgegaan naar Cition. In december 2009 heeft de Gemeente Amsterdam werknemer ontslagen. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst met Cition niet getekend en is evenmin op het werk verschenen. Thans vordert werknemer toelating tot het werk en doorbetaling van loon. Primair wegens overgang van onderneming (7:662 BW) en subsidiair vanwege het feit dat partijen wel degelijk een arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot overgang van onderneming (7:662 e.v. BW) zijn niet van toepassing op de privatisering van overheidsdiensten. Een beroep op die bepalingen komt werknemer dus niet toe. In het geval van werknemer diende Cition evenwel uit te gaan van een werknemer die naar Cition zou overgaan en met wie Cition dus een arbeidsovereenkomst zou aangaan per 1 januari 2010. Dat betekent, mede gelet op de voor Cition kenbare grote belangen aan de zijde van werknemer, dat Cition het gedrag van werknemer (niet tekenen van de overeenkomst en niet verschijnen op 5 januari 2010) niet zomaar mocht duiden in de door haar bepleite zin namelijk als een afzien door werknemer van indiensttreding bij Cition, maar dat zij een zorgplicht had om zich ervan te vergewissen of werknemer daarvan werkelijk afzag. Dit heeft Cition nagelaten zodat de vordering van werknemer toewijsbaar is.