Rechtspraak
Cembrit BV/Inncempro c.s.
Twee ex-werknemers van Cembrit hebben een concurrerende onderneming Inncempro opgericht. Een derde ex-werknemer van Cembrit is bij Inncempro in dienst getreden. Cembrit heeft jegens de ex-werknemers alsmede Inncempro een aantal vorderingen ingediend uit hoofde van onrechtmatige concurrentie en jegens de derde werknemer uit hoofde van het concurrentiebeding.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De derde ex-werknemer overtreedt het concurrentiebeding niet, omdat onweersproken is gesteld dat werknemer zich buiten de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding bezighoudt met concurrerende werkzaamheden. Wat de onrechtmatige concurrentie betreft, oordeelt de rechter dat het uitgangspunt ook voor een voormalige werknemer de vrijheid van handel en bedrijf en de vrijheid van mededinging is. Er is sprake van ongeoorloofde werknemersconcurrentie, wanneer de werknemer een duurzaam bedrijfsdebiet van zijn inmiddels voormalige werkgever stelselmatig en in substantiƫle mate afbreekt, daarbij gebruikmakend van hulpmiddelen (bestaande in know-how en goodwill) die hij bij diezelfde werkgever vertrouwelijk ter beschikking heeft gekregen. Juist wat dat laatste betreft, is gesteld noch gebleken dat ex-werknemers zich hieraan schuldig hebben gemaakt. Ook wat betreft de specialistische kennis waar Cembrit op doelt (relaties en klanten, productkennis en prijsstellingen), is niet gebleken dat daarvan door ex-werknemers stelselmatig en substantieel gebruikt wordt gemaakt, in die zin dat daardoor de normale grenzen van betamelijke concurrentie worden overschreden.
Volgt afwijzing van de vorderingen.