Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werknemer (50 jaar) is sinds 1985 in dienst van werkgever in de functie van havenwerker/chauffeur. Werknemer stelt dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van de werkzaamheden, bestaande uit voetletsel na een gevallen papierrol. Werknemer heeft de Arbeidsinspectie betrokken bij het vermeende voorval. Werkgever heeft de toedracht van het ongeval in twijfel getrokken. Uit een deskundigenonderzoek blijkt dat het verhaal van werknemer niet consistent is en er in de verklaringen van werknemer veel onwaarheden zitten. Thans verzoekt werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden (frauderende werknemer) dan wel een verstoorde arbeidsrelatie. Werknemer stelt zich op het standpunt dat hij arbeidsongeschikt is zodat er een opzegverbod geldt.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Hoewel werknemer arbeidsongeschikt is, houdt het ontbindingsverzoek daarmee geen verband. De vraag of sprake is van een dringende reden is voorbehouden aan de rechter die in de bodemprocedure over de vernietigbaarheid van het ontslag zal oordelen. Met betrekking tot de subsidiaire grondslag, overweegt de rechter dat dezelfde verwijten worden aangevoerd. Dat een werknemer de werkgever aansprakelijk stelt en de Arbeidsinspectie inschakelt, is geen reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Of werknemer daadwerkelijk heeft gefraudeerd, dient in een afzonderlijke procedure te worden vastgesteld.
Volgt afwijzing ontbindingsverzoek.