Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werkneemster
Rechtbank Midden-Nederland, 23 juni 2010
ECLI:NL:RBUTR:2010:BM9254

werkgever/werkneemster

Beroep op studiekostenbeding jegens advocaat-stagiaire naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Opleidingskosten komen voor risico van werkgever

Werkneemster is van 1 september 2004 tot en met 31 oktober 2006 in dienst geweest van werkgever. Zij heeft voornamelijk pro Deo asiel- en vreemdelingenzaken behandeld. In 2005 en 2006 werd aan haar door de Raad voor Rechtsbijstand het maximum van 250 toevoegingen verleend. In juli 2006 is werkneemster uitgevallen wegens arbeidsgerelateerde spanningsklachten. Op 25 september 2006 heeft werkneemster de arbeidsovereenkomst met werkgever opgezegd en zich per 1 november 2006 als zelfstandig advocaat gevestigd. Werkgever vordert thans op basis van het studiekostenbeding terugbetaling van alle kosten in het kader van de advocaat-stagiair-opleiding. In (voorwaardelijk) reconventie vordert werkneemster vergoeding van misgelopen VSO-cursussen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu de rechtsgeldigheid van het studiekostenbeding van artikel 17 van de arbeidsovereenkomst op zichzelf tussen partijen niet in geschil is, komt het bij de beoordeling van de vordering van werkgever aan op de beantwoording van de vraag of haar jegens werkneemster een beroep op dat beding toekomt. Ingevolge artikel 6:248 lid 2 BW moet toepassing van die contractuele bepaling achterwege blijven, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Werkgever kan geen verwijt worden gemaakt van het voortijdig vertrek van werkneemster. Er is geen sprake geweest van een te hoge werkdruk of van onvoldoende begeleiding.

Gezien haar bij aanvang van het dienstverband reeds aanwezige expertise en het beperkte rechtsgebied waarop werkneemster zich als advocaat-stagiaire veelal heeft begeven, was het voornamelijk in het belang van werkgever dat zij de beroepsopleiding volgde, en valt daarom de verplichting tot het volgen van die opleiding in de risicosfeer van werkgever. De daaraan verbonden kosten komen daarom voor zijn rekening. In zoverre slaagt het beroep van werkneemster op artikel 6:248 lid 2 BW.

Volgt afwijzing vordering werkgever.