Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Yves Rocher Nederland BV
Rechtbank Midden-Nederland, 14 juli 2010
ECLI:NL:RBUTR:2010:BN0788

werkneemster/Yves Rocher Nederland BV

Uitleg referteperiode bij min-max-contract in Sociaal Plan. Leemte in Sociaal Plan. Aanvullende partijafspraken

Werkneemster heeft van 1985 tot 2006 op basis van een min/max-contract gewerkt voor Yves Rocher. Om bedrijfseconomische redenen heeft Yves Rocher in 2006 besloten haar distributieactiviteiten naar het buitenland te verplaatsen. Hierdoor kwamen in haar vestiging te Soest 63 van de 118 arbeidsplaatsen (daaronder die van werkneemster) te vervallen. Yves Rocher heeft in samenspraak met de FNV een Sociaal Plan opgesteld. Aan boventallige werknemers wordt een vergoeding van AxB aangeboden. Yves Rocher heeft met werkneemster nadere afspraken gemaakt over de in acht te nemen referentieperiode. Partijen zijn in augustus 2006 overeengekomen om het gemiddelde maandbedrag van de laatste 14 maanden inclusief pieken als uitgangspunt te nemen voor de B-factor. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat zij de laatste vijf maanden van haar dienstverband (1 augustus 2006 tot 1 januari 2007) zoveel meeruren heeft moeten maken, dat haar gemiddelde salaris veel hoger dient te zijn dan thans is berekend. Zij vordert een additionele ontslagvergoeding.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Partijen verschillen van mening over de referteperiode. Volgens werkneemster is deze periode november 2005 tot en met december 2006. Yves Rocher stelt zich op het standpunt dat de desbetreffende periode juni 2005 tot en met juli 2006 moet zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter biedt de uitleg van het Sociaal Plan conform de cao-norm geen soelaas. Er is een leemte in het Sociaal Plan met betrekking tot de vaststelling van de B-factor bij min/max-contracten. Omdat partijen evenwel zelf voor deze leemte nadere afspraken hebben gemaakt, dient op grond van het Haviltex-criterium de aanvullende partijafspraak te worden uitgelegd. Gelet op de gedachtewisseling van partijen begin augustus 2006 hebben zij gezocht naar een representatieve referteperiode, waarin de jaarlijks terugkerende piekdrukte was opgenomen. Hiermee is niet in overeenstemming dat werkneemster er aanspraak op zou kunnen maken - of erop mocht vertrouwen - dat bij de berekening van haar ontslagvergoeding ook de periode die ten tijde van de gemaakte afspraak nog moest komen (de maanden augustus tot en met december 2006), en die geen representatief beeld van haar structurele arbeidsomvang gaf, zou meetellen. Gezien het in die periode gewerkte aantal meeruren en de bijzondere reden daarvan, gelegen in het vanwege de geplande sluiting slinkende personeelsbestand, moet de situatie in de laatste vijf maanden van het dienstverband als zo uitzonderlijk worden aangemerkt, dat deze bij de vaststelling van een representatieve referteperiode buiten beschouwing moeten blijven.

Volgt afwijzing vordering werkneemster.

  • Wetsartikelen: Sociaal Plan
  • Onderwerpen: Uitleg
  • Trefwoorden: uitleg, leemte, Haviltex, min/max-contract, referteperiode en Sociaal Plan